Uitspraak: Bank hoeft schade als gevolg van ‘Whatsapp-fraude’ niet te vergoeden

De consument heeft een betaalrekening bij de ING. Op 31 juli 2020 wordt zij opgelicht via Whatsapp. De oplichter doet zich voor als de dochter van de consument. De oplichter heeft de consument overgehaald een totaalbedrag van € 1.200,00 over te maken via betaalverzoeken.

De klacht en vordering

De klacht en vordering De consument stelt dat de dienstverlening van de bank niet naar tevredenheid is. De consument heeft de bank onder meer om een reactie verzocht op de vragen wat het beleid van de bank is ten aanzien van Whatsapp-fraude en in welke gevallen de bank een coulanceregeling toepast. Op de brieven van de consument heeft bank niet gereageerd. Daarnaast stelt de consument dat de tegenrekening van de oplichter al jaren wordt gebruikt voor oplichtingspraktijken. Ze vindt het onbegrijpelijk dat de bank niet eerder actie heeft ondernomen. De consument vordert dat de bank de door haar geleden schade vergoedt.

De beoordeling

Uit artikel 7:529 lid 1 en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de verliezen, die voortvloeien uit niet toegestane betalingstransacties, voor rekening van de bank komen, tenzij sprake is fraude, opzettelijk handelen of grove nalatigheid aan de zijde van de consument.

De commissie overweegt dat de consument de betaalopdrachten zelf heeft gegeven, hierdoor heeft zij daarmee ingestemd. Op grond van artikel 7:533 lid 4 BW is de bank verplicht gevolg te geven aan een ten laste van een rekeninghouder gegeven betaalopdracht. De zorgplicht die in dat kader op de bank rust, houdt in dat zij rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van haar rekeninghouder.

De zorgplicht is beperkt tot het optimaliseren van het betalingsverkeer ten aanzien van de rekening van haar rekeninghouder. In deze rol kan de bank in beginsel geen verwijt worden gemaakt voor het uitvoeren van de betalingstransacties zonder nadere monitoring. Dit onderzoek mag pas dan van de bank worden verwacht wanneer zij wist van ongebruikelijk betalingsverkeer, waarbij bepalend is waarvan de bank zich bewust was. Bewustheid van het gevaar kan slechts in beperkte omstandigheden bij de bank worden verondersteld.

Naar het oordeel van de commissie is niet komen vast te staan dat de bank eerder dan na de oplichting van de consument bekend was met de tegenrekening van de oplichter. Hierdoor is ook de zorgplichtschending niet komen vast te staan.

De consument heeft tot slot gesteld dat de bank niet op de door haar brieven heeft gereageerd. De commissie merkt op dat het enkele feit dat de bank niet op maar één van de twee brieven heeft gereageerd, niet kan leiden tot een toewijzing van de vordering.

De beslissing

De commissie wijst de vordering af.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Fabienne de Jong

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant