Uitspraak: Bank niet aansprakelijk bij super collar

Monte c.s. (hierna: A) is een B.V. in het vervaardigen van materialen die worden gebruikt om lampen te maken. In 2008 is met de Rabobank gesproken over financieringsmogelijkheden. A heeft eind 2008 bij de Rabobank een rentederivaat afgesloten in de vorm van een super collar. Bij een super collar wordt de rente vastgelegd binnen een bandbreedte, die vooraf wordt vastgesteld.

Op 22 augustus 2018 is een financieringsovereenkomst tot stand gekomen voor een bedrag van bijna 4,5 miljoen euro. Op dat moment ontstaan financiële derivaten. In september 2018 is een super collar overeengekomen.

In 2009 en 2010 wordt een aantal keer gesproken over de hoogte van de betaalde rente in verhouding tot de rente op de markt. Ook wordt gesproken over voortijdige beëindiging en de negatieve waarde.

In 2015 heeft A de Rabobank voor het eerst aansprakelijk gesteld. A stelt zich op het standpunt dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld, toerekenbaar tekort is geschoten in het advies en dat de bank veroordeeld moet worden tot betaling van schadevergoeding.

Oordeel rechtbank

De rechtbank heeft de vorderingen van A afgewezen. Er is niet gebleken dat sprake is van een ongeschikt product. Ook zijn de vorderingen deels verjaard. Ook de verwijten dat sprake is van onjuiste renteverwachting en dat sprake is van Euribormanipulatie slagen niet.

De aangeboden alternatieven door de bank waren passend. Dat de kennis van nu maakt dat een renteswap wellicht gunstiger was geweest, maakt niet dat de super collar niet passend was. Kenmerken van een super collar zijn niet ingewikkeld. De kenmerken stonden in de verschafte informatie en ook blijkt uit de verklaringen van de aandeelhouder dat hij de kenmerken van de super collar begreep. Ook is geen sprake van een speculatief product, nu de daadwerkelijke risico’s werden afgedekt.

De stelling dat renteafdekking niet nodig was omdat zij een hogere rentelast kon dragen, is onvoldoende concreet onderbouwd. De zorgplicht van de bank was tevens beperkt omdat A bedrijfsmatig handelde. Met het verstrekken van informatie kon worden volstaan.

De schadevergoedingsvordering van A verjaart vijf jaar na het moment waarop A daadwerkelijk bekend werd met de schade. De vorderingen van A worden afgewezen.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant