Een consument zou betrokken zijn geraakt bij een frauduleuze lening aanvraag bij BNP Paribas. Als gevolg hiervan zijn haar persoonsgegevens opgenomen in interne en externe registers en is de hypothecaire lening bij de Rabobank beëindigd. De consument vordert bij de rechtbank dat de registratie in de registers moet worden verwijderd.
Aanleiding
Op 16 januari 2020 heeft de consument via een e-mail naar BNP Paribas aanvraag gedaan voor een lening van € 50.000,-. Een aantal dagen later is er vanaf hetzelfde e-mailadres een bericht ontvangen dat de consument de aanvraag laat vervallen, omdat de lening nu via een werkgever zal verlopen.
BNP Paribas heeft als antwoord op deze mail een aantal vragen gesteld aan de consument. Tijdens de beoordeling van de ingezonden stukken zijn er wat onregelmatigheden geconstateerd, die nadere uitleg behoeven.
Tijdens meerdere gesprekken tussen de consument en de afdeling Fraude van BNP Paribas heeft de consument verklaard dat iemand anders deze aanvraag zonder toestemming heeft gedaan. De consument voert aan dat het een bekende was die ook de administratie deed. Deze persoon zou lening hebben aangevraagd en bijbehorende stukken hebben aangeleverd.
Op 18 februari 2020 heeft de BNP Paribas een brief gestuurd naar de consument. Hierin staat dat de persoonsgegevens van de consument worden opgenomen in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister voor een duur van 8 jaar. De BNP Paribas is van mening dat de consument betrokken is geweest bij een frauduleuze aanvraag.
Als gevolg van deze registratie heeft de Rabobank de hypothecaire lening van de consument stopgezet.
Vordering
De consument vordert bij vonnis:
Primair
Dat BNP Paribas de registraties van de persoonsgegevens van de consument in de Incidentenregisters en externe Verwijzingsregisters verwijderd.
Subsidiair
Dat de registraties van de persoonsgegevens van de consument in de Incidentenregisters en externe Verwijzingsregisters worden bewaard voor maximaal één jaar.
De consument voert aan dat de Rabobank de bancaire relatie heeft stopgezet als gevolg van de EVR registratie. De hypothecaire lening moest op korte termijn worden overgesloten, maar door deze registratie is dat nagenoeg onmogelijk gemaakt. Het is voor de consument van spoedeisend belang dat deze opname wordt verwijderd.
Verweer BNP
BNP Paribas is van mening dat deze registratie gegrond is. Dit is gedaan op grond van het Protocol Incidenten Waarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2013. Met dit protocol geven de aangesloten financiële instellingen uitvoering aan hun wettelijke verplichtingen om maatregelen te treffen ter bescherming van de integriteit van de financiële sector. Het opnemen van persoonsgegevens in deze registers is aan te merken als een verwerking van persoonsgegevens waarop de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is.
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie geldt dat voor het aannemen en verwerken van strafrechtelijke een veroordeling door de strafrechter niet is vereist. De gegevens moeten echter wel in voldoende mate vaststaan. Dat betekent dat sprake moet zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering kunnen dragen. Daarvan is sprake als de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld opleveren.
Vaststaat dat op 16 januari 2020 op naam van de consument een kredietaanvraag is gedaan bij BNP Paribas en dat het ter onderbouwing van die aanvraag overgelegde bankafschrift vervalst was. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het vervalsen van een bankafschrift en het gebruik daarvan bij de aanvraag om op basis van niet correcte gegevens een financiering te verkrijgen die op basis van de juiste gegevens mogelijk niet zou worden verstrekt, worden aangemerkt als valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr) en poging tot oplichting (artikel 326 Sr).
Onvoldoende zekerheid
Tegen de achtergrond van het voorgaande kan in dit kort geding niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat ten aanzien van de consument sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan valsheid in geschrifte en oplichting. Daartoe is nader feitenonderzoek noodzakelijk, waarvoor in de onderhavige procedure geen plaats is. Dat feitenonderzoek zal in een bodemprocedure moeten plaatsvinden.
Op grond van het voorgaande en nu de registraties verstrekkende consequenties voor de consument hebben, zal BNP Paribas de registraties vooralsnog ongedaan moeten maken. De primaire vordering wordt daarom toegewezen voor zover deze strekt tot verwijdering van de persoonsgegevens van de consument met betrekking tot het onderhavige incident uit het Incidentenregister en het EVR.
Beslissing
De voorzieningenrechter
- veroordeelt BNP Paribas de registraties van de persoonsgegevens van de consument. In het incidentenregister en het EVR binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verwijderen,
- berispt BNP Paribas om aan de consument een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
- veroordeelt BNP Paribas om aan de consument te betalen een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten,
- veroordeelt BNP Paribas in de proceskosten, aan de zijde van de consument. Tot op heden begroot op € 1.395,47, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Lees hier de gehele uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over het cliëntenonderzoek van banken en de registratie van persoonsgegevens in de Gebeurtenissenadministratie, het IVR, het Incidentenregister en het EVR? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant