Uitspraak: Echtpaar zwijgt over financieel zorgelijke situatie, Van Lanschot ontbindt terecht financiering

Echtpaar zwijgt over financieel zorgelijke situatie, Van Lanschot ontbindt terecht financiering M en V zijn een echtpaar en hebben diverse ondernemingen, waaronder Keola B.V. en E-Wheels Studio B.V. In mei 2019 besluiten ze een woning te kopen. Om de woning te kunnen financieren vragen zij Van Lanschot om een hypothecaire geldlening. Daartoe leveren M en V verschillende financiële gegevens aan. Rondom Keola B.V. en E-Wheels studio B.V. spelen op dat moment dan al diverse problemen. Een van die problemen is een beslaglegging van een voormalig compagnon. In juli 2019 verklaart de rechtbank de vennootschappen failliet. Op diezelfde dag stuurt Van Lanschot aan X en Y een adviesrapport waarin zij aan M en V de hypothecaire lening adviseert. Een dag later verneemt Van Lanschot uit de media dat de vennootschappen van M en V failliet zijn verklaard. Zij ontbindt de financiering. Van Lanschot stelt dat M en V onrechtmatig hebben gehandeld door van Lanschot niet te informeren over de financieel zorgelijke situatie. Volgens Van Lanschot is de gevraagde financiering als gevolg van het wegvallen van de inkomsten uit de beide vennootschappen niet langer passend en verantwoord. In augustus 2019 bericht de advocaat van M en V dat zij het niet eens zijn met de ontbinding en dat zij alsnog nakoming verlangen. Het passeren van de akte van levering staat op korte termijn gepland en verkoper is bereid om zin medewerking daaraan te verlenen. Om deze reden dagen M en V Van Lanschot in kort geding om alsnog de financiering af te dwingen.

Verstrekken van lening

De voorzieningsrechter stelt vast dat het spoedeisend belang van het echtpaar evident is. Het is de vraag of Van Lanschot de eerder toegezegde financiering alsnog aan M en V moet verstrekken. De voorzieningsrechter vindt van niet. De voorzieningsrechter is van mening dat het voor M en V duidelijk had moeten zijn dat Van Lanschot de inkomsten uit de failliete vennootschappen heeft meegenomen in de beoordeling van de hypotheekaanvraag. M en V moesten beseffen dat door het mogelijk wegvallen van het inkomen uit deze twee vennootschappen het totale financieringsplaatje voor Van Lanschot niet meer zou kloppen. M en V hadden Van Lanschot tijdig moeten inlichten over de problemen binnen deze twee Vennootschappen zodat Van Lanschot zich daarover hadden kunnen beraden. M en V hebben dit niet gedaan. Hierdoor heeft Van Lanschot geen rekening kunnen houden met het wegvallen van de inkomsten bij de beoordeling van de financieringsaanvraag. De aanvraag is pas gefiatteerd nadat M en V wisten dat de beslagen niet zouden worden opgeheven.

Echtpaar in strijd gehandeld met art. 2 ABV

De voorzieningsrechter is van mening dat M en V in strijd hebben gehandeld met art. 2 algemene bankvoorwaarden (ABV) omdat zij de problemen rondom de failliete vennootschappen niet aan de bank hebben gemeld. Van Lanschot was om deze reden dan bevoegd om de overeenkomst met X en Y te ontbinden. Van Lanschot stelt volgens de rechter terecht dat door het achterhouden van relevante informatie het vertrouwen in X en Y geschonden is. Vertrouwen is in de relatie tussen klant en bank van essentieel belang. Als er geen vertrouwen meer is, dan is er feitelijk geen basis voor een goede relatie.

Afweging van wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel

De voorzieningsrechter is van mening dat een afweging van wederzijdse belangen niet tot een ander oordeel leidt. M en V hebben de huidige situatie vooral aan zichzelf te wijten. Van Lanschot heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het verstrekken van een lening op basis van de resterende inkomsten niet passend en verantwoord is. Van Lanschot betoogt terecht dat dit niet alleen voor haar onaanvaardbare risico’s op aflossing met zich brengt, maar ook dat het haar wettelijke plicht is om M en V te behoeden voor overkreditering. Het belang van Van Lanschot om de gevorderde financiering niet te hoeven verstrekken weegt daarmee zwaarder dan het belang van M en V om de woning te kunnen kopen. De voorzieningsrechter wijst de vorderingen af en veroordeelt M en V in de proceskosten.

Banken spreken hun (potentiële) klanten steeds vaker aan op schending van de zorgplicht die volgt uit artikel 2 lid 2 algemene bankvoorwaarden. In dit geval deed Van Lanschot dit terecht. Soms gaan banken hierin toch te ver.

Heeft u een vergelijkbare casus of vragen over deze casus? Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken met betrekking tot art. 2 algemene bankvoorwaarden.

Neem vrijblijvend contact met ons op of bel ons.

Klik hier voor de uitspraak.

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant