A en zijn toenmalige echtgenote B beschikte over een woning. In 2007 is de bank verzocht om een hypothecair krediet te verstrekken om een woonboerderij te kunnen aankopen en te kunnen verbouwen. De bank is bij de beoordeling van de aanvraag uitgegaan van een toetsinkomen van A en B samen ter hoogte van 124.416 euro.
In januari dat jaar heeft de bank een offerte verstuurd omtrent een maatwerkhypotheek die de andere dag door A en B wordt aanvaard. In juli wordt de leningsovereenkomst met de bank gesloten. Tot zekerheid van nakoming is een hypotheekrecht op de woonboerderij verstrekt. A en B hebben het voornemen om de woning te verkopen.
In 2013 is het tot een echtscheiding gekomen. B gaat in de woning wonen. De financiële situatie van A is verslechterd, waardoor hij de bank verzoekt om de rente van de leningsovereenkomst te verlagen.
De bank heeft per brief de leningsovereenkomst op 6 oktober 2015 per direct opgezegd wegens het ontstaan van betalingsachterstanden. Op dat moment is een betalingsachterstand ontstaan van 11.378,03 euro. Het opeisen van de lening wordt ongedaan gemaakt doordat A zijn betalingsachterstanden heeft ingelopen en verklaart in de toekomst aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In september 2016 besluit A bij de bank een klacht in te dienen wegens overkreditering (artikel 4:34 Wft). De bank heeft de klacht afgewezen.
Vordering
A vordert in de procedure een verklaring voor recht dat de bank tekort schoot in haar zorgplicht en de bank aansprakelijk is door de schade die A heeft geleden en nog zal lijden. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, maar A is het hier niet mee eens en besluit in hoger beroep te gaan. Daar voert A aan dat ook de Gedragscode Hypothecaire Financieringen 2007 (GHF) zou zijn geschonden door van een te hoog toetsingsinkomen uit te gaan.
Oordeel hof
De bank is bij het afsluiten van de leningsovereenkomst uitgegaan van een gemeenschappelijk inkomen van A en B. De gegevens zijn destijds door A zelf aangeleverd. A heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de bank moest begrijpen dat deze gegevens niet waren bedoeld om een kredietaanvraag te berekenen.
De bank heeft een maatwerkfinanciering aan A verstrekt. Deze financiering is geen standaardproduct, waardoor de GHF niet van toepassing is. De normen die daarin zijn vastgelegd gelden in dit geval niet.
De lasten die gekoppeld zijn aan de verstrekte hypotheek zijn te hoog voor A. A heeft aangevoerd dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden. Er zou een te hoog toetsinkomen zijn gebruikt bij het verstrekken van de hypotheek.
Zowel de rechtbank als het hof heeft deze stelling verworpen. De bank is wel degelijk van een juist toetsingsinkomen uitgegaan waardoor de kredietverlening verantwoord was. In 2010 is door A zelfs nog om een aanvullende financiering voor 150.000 euro gevraagd.
Dat A een hoge financiële last ervaart, komt door het feit dat hij is gescheiden en een andere woning niet heeft verkocht. Daarom zijn vanaf 2007 dubbele woonlasten ontstaan. Bij het verstrekken van de lening werd ervan uitgegaan dat de woning zou worden verkocht. Ook het beroep van A op dwaling slaagt niet. A heeft meer dan gemiddelde kennis van leningen en was eerder al een geldlening aangegaan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechter in eerste aanleg. De bank heeft haar zorgplicht niet geschonden.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Is er bij u sprake van overkreditering? Of twijfelt u of de bank of kredietverstrekker u destijds meer geld heeft geleend dan verantwoord was? Neem dan contact met ons op. Wij beantwoorden uw vraag graag.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant