Uitspraak: Rabobank handelt in strijd met zorgplicht bij opzeggen bancaire relatie

Meneer A heeft samen met zijn vrouw, mevrouw B, drie panden. De panden zijn gefinancierd met leningen van Rabobank. Met lening 1 hebben zij de panden 1 en 2 gefinancierd en met lening 2 hebben zij pand 3 gefinancierd. Als zekerheid hebben zij aan Rabobank een recht van eerste hypotheek gevestigd op pand 1 en pand 2. Op pand 3 hebben zij aan Rabobank een recht van tweede hypotheek gevestigd. Daarnaast hebben zij een betaalrekening met een kredietlimiet van €2.000. Nadat meneer A en mevrouw B de kredietlimiet op de betaalrekening hebben overschreden benadert de bank hen voor een gesprek. Op 5 november 2009 vindt het gesprek plaats en wordt afgesproken dat zij op 1 januari 2010 de betaalrekening hebben aangevuld. Begin februari 2010 zijn A en B nog altijd de belofte niet nagekomen. De medewerker van de bank laat weten de bancaire relatie in heroverweging te nemen. Op 29 juni 2010 laat de medewerker van de bank weten dat de bancaire relatie per 30 september 2010 wordt opgezegd. A en B worden verzocht voor 30 september 2010 het openstaande bedrag van de leningen te voldoen. Het totale bedrag bedraagt ruim €560.000. In de brief laat Rabobank ook weten dat zij inmiddels beslag heeft gelegd op pand 3. Rabobank heeft in januari 2010 dit beslag gelegd vanwege een betaalachterstand van €1.200. Na enige tijd wordt ook beslag gelegd op pand 1. Er wordt een executieveiling voor pand 1 en pand 3 gepland op 14 november 2011. Deze veiling wordt op verzoek van meneer A uitgesteld tot halverwege december 2011. Om te voorkomen dat de panden via executieveiling worden verkocht treft A een regeling met de kredietrisicomanager van Rabobank. A leent €200.000 van zijn vader en lost daarmee in december 2011 een deel van de openstaande schuld af. Rabobank ziet daardoor voorlopig af van de executieveiling. In april 2013 wordt alsnog overgegaan tot de verkoop van pand 3. Met de opbrengst wordt €315.000 betaald aan de Stichting Nationaal Restauratiefonds die het recht van eerste hypotheek had. De resterende €300.000 wordt gebruikt om de schuld van de bank grotendeels af te lossen.

Vordering schade en verklaring voor recht

Meneer A is het niet eens met de handelwijze van Rabobank en stapt naar de rechter. Hij vordert een bedrag van bijna €26.000 aan schadevergoeding van de bank. Daarnaast vordert hij een verklaring voor recht dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden. Zij is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van het opzeggen van de kredietrelatie in 2010 en de executieveiling in 2013. Meneer A onderbouwt zijn vordering met de stelling dat de bank zonder de contractueel vereiste ingebrekestelling de relatie heeft opgezegd. Ook heeft de bank niet kunnen aantonen dat er voldoende zwaarwegende redenen waren die de opzegging voldoende kon rechtvaardigen.

Geen sprake van zwaarwegende belangen

Bij de beoordeling van de vordering van meneer A gaat de rechter eerst in op de vraag of er sprake is geweest van voldoende zwaarwegende belangen om de bancaire relatie op te zeggen. De rechter overweegt dat de bank het recht heeft om de relatie met cliënten op te zeggen. Van deze bevoegdheid mag zij enkel gebruik maken indien er voldoende zwaarwegende belangen zijn die de opzegging rechtvaardigen. In dit geval heeft Rabobank gesteld dat er sprake is van een ruime overschrijding van de kredietlimiet. Het limiet op de betaalrekening was €2.000 maar in 2010 was de roodstand opgelopen tot ruim €18.000. De gemaakte afspraken over het terugbrengen van de overschrijding zijn niet nagekomen. Daarnaast is sprake geweest van een termijnachterstand op de hypothecaire leningen. De bank heeft daarom voor €1.200 beslag gelegd op pand 3. Deze omstandigheden vormen volgens de bank voldoende zwaarwegende belangen om de relatie op te zeggen. Naar het oordeel van de rechter zijn de door Rabobank aangedragen omstandigheden niet genoeg om te kunnen spreken van voldoende zwaarwegende belangen. De rechter voegt daaraan toe dat Rabobank na de opzegging geruime tijd geen actie heeft ondernomen. Hieruit blijkt dat de opzegging kennelijk niet urgent was voor de bank.

Executieveiling had niet mogen plaatsvinden

Vervolgens gaat de rechter in op de vraag of de bank ook tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ten aanzien van de executieveiling in 2013. De rechter overweegt dat de verkoop van pand 3 in direct verband staat met de opzegging door de bank. Nu Rabobank bij de opzegging haar zorgplicht jegens meneer A heeft geschonden had zij niet mogen overgaan tot de verkoop van pand 3. Door pand 3 toch te verkopen heeft meneer A schade geleden die voor rekening komt van Rabobank. De handelwijze van Rabobank kan vanwege het rigoreuze karakter van de opzegging worden aangemerkt als onzorgvuldig. Ook het aanmerken van de beslaglegging als grond voor opzegging draagt bij aan het onzorgvuldig handelen. Het is onredelijk om een pand te verkopen met gebruik van het recht van hypotheek vanwege een achterstand van €1.200. De rechter concludeert dat de bank zowel inhoudelijk als procedureel in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht bij het opzeggen van de bancaire relatie met A en B. Een zwaarwegende grond om op te zeggen ontbrak en de motivering in de opzeggingsbrief was ondeugdelijk.

Rabobank gebruikte verkeerde percentage voor berkenenen boeterente

Het door meneer A gevorderde bedrag van €26.000 bestaat uit de door hem betaalde boeterente en de makelaarskosten die Rabobank heeft gemaakt bij de executieverkoop van pand 3. Meneer A vordert het volledige bedrag van de door hem betaalde boeterente terug van de bank. Hij stelt dat de bank gebruik heeft gemaakt van een verkeerd percentage waardoor teveel boeterente in rekening is gebracht. Op de zitting verklaart Rabobank dat zij inderdaad een foutief percentage hebben toegepast bij de berekening van de boeterente. De rechter is van oordeel dat dit niet betekent dat meneer A het volledige bedrag terug kan vorderen. Enkel de teveel betaalde boeterente kan van de bank worden teruggevorderd. Het andere deel van het door A gevorderde bedrag bestaat uit de makelaarskosten die aan hem in rekening zijn gebracht. Rabobank heeft de makelaarskosten die zijn gemaakt bij de executieveiling aan meneer A doorberekent. De rechter heeft geoordeeld dat de executieveiling niet had mogen plaatsvinden. De door de bank gemaakte kosten mogen derhalve niet in rekening worden gebracht bij meneer A. De rechter wijst de vordering van meneer A ten aanzien van de makelaarskosten volledig toe.

Rabobank heeft haar zorgplicht geschonden en moet schadevergoeding betalen

De rechter concludeert dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden. Zowel bij de opzegging van de bancaire relatie als de executieverkoop van pand 3 heeft Rabobank onzorgvuldig gehandeld. De door A gevorderde verklaring voor recht wordt door de rechter dan ook toegewezen. De gevorderde schadevergoeding wordt deels toegewezen. De rechter stelt de hoogte van het gevorderde bedrag naar beneden bij. Rabobank moet meneer A een bedrag van bijna €22.000 aan schadevergoeding betalen.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland.

Wesley van Elven

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant