Uitspraak: Consument moet schadevergoeding betalen aan bank na verdenking van fraude

De consument houdt een betaalrekening aan bij de bank. Op 14 februari 2019 is een klant van de bank slachtoffer geworden van oplichting door middel van phishing. Een derde heeft toegang gekregen tot de betaalrekening van de benadeelde en heeft in totaal € 14.360,- overgemaakt naar de betaalrekening van de consument.

Op 14 februari 2019 tussen 14:53 en 15:12 uur is de opnamelimiet van de betaalpas van de consument verhoogd via internetbankieren. Vervolgens is € 13.474,- afgeschreven van de betaalrekening van de consument.

Op 19 februari 2019 heeft de bank een brief naar de consument gestuurd, waarin staat dat zijn betaalrekening naar voren gekomen is in een onderzoek naar fraude en dat de persoonsgegevens van de consument voor de duur van acht jaar opgenomen zijn in het incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister (EVR).

Op 8 juli 2019 heeft de consument bij de politie aangifte gedaan van fraude met betaalproducten. Volgens het proces-verbaal heeft hij verklaard dat een vriend vroeg of hij zijn betaalpas mocht lenen (hierna: de vriend) en dat de consument daarmee ingestemd heeft. Na contact met de politie en de bank over fraude met gebruik van de betaalrekening van de consument, heeft de consument geen contact meer gehad met de vriend.

De klacht en vordering

De consument heeft zijn betaalpas en pincode in goed vertrouwen uitgeleend aan de vriend, die de betaalpas nodig had om een aantal aankopen te doen. De consument is naar eigen zeggen dus zelf eveneens slachtoffer geworden van oplichting. Achteraf beseft hij dat hij zijn betaalpas niet had mogen uitlenen, maar hij was niet van kwade wil.

Hij vindt het niet proportioneel dat de bank nu van hem verlangt dat hij een bedrag van € 13.703,81 betaalt. De consument beschikt niet over voldoende financiële middelen. Daarnaast is het volgens de consument niet proportioneel dat hij gedurende een periode van acht jaar geregistreerd wordt in het incidentenregister, het EVR en het IVR.

De consument vordert dat de registratie van zijn persoonsgegevens in het incidentenregister en het EVR doorgehaald wordt en dat de registratie in het IVR teruggebracht wordt naar twee jaar. Daarnaast vordert hij dat de vordering van de bank van € 13.703,81 op de consument komt te vervallen en dat de bank veroordeeld wordt in het voldoen van de kosten van de consument voor toevoeging van een advocaat van € 148,-.

De beoordeling

De commissie stelt voorop dat omdat opname van persoonsgegevens in het incidentenregister en het EVR, en met name het EVR, voor de consument vergaande gevolgen kan hebben, zware eisen moeten worden gesteld aan de grond(en) van de bank voor opname van de persoonsgegevens van de consument.

Uit een uitspraak van de Hoge Raad volgt dat voor het registreren van persoonsgegevens vereist is dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan fraude opleveren. Een strafrechtelijke veroordeling van de betrokkene is niet vereist.

De bank heeft een aantal omstandigheden naar voren gebracht die volgens haar tot de conclusie leiden dat de consument betrokken is bij (het medeplegen van) fraude en/of schuldwitwassen. Ten eerste is de opnamelimiet verhoogd, hiervoor was een gebruikersnaam en wachtwoord vereist. Ten tweede is de benadeelde gemachtigd voor de rekening van de consument. Deze machtiging is bevestigd met behulp van een TAN-code die naar de mobiele telefoon van de consument verzonden is.

Naar het oordeel van de commissie heeft de consument deze argumenten van de bank niet kunnen ontzenuwen. Hierbij neemt de commissie in aanmerking dat de verklaring van de consument over de limietverhoging en de machtiging niet onderbouwd zijn. Hij stelt dat hij misschien gehackt is, maar heeft niet aangegeven hoe en door wie. Hierdoor concludeert de commissie dat in voldoende mate is komen vast te staan dat sprake was van fraude, waardoor de gedragingen van de consument voldeden aan de hiervoor genoemde maatstaf dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan.

De vordering van de bank Naar het oordeel van de commissie heeft de consument in strijd met de voorwaarden gebruik betaalpassen en creditcards van de bank gehandeld door zijn betaalpas uit te lenen. Dit is een toerekenbare tekortkoming. Op grond daarvan kan de bank een schadevergoeding eisen van de consument. De vordering van de consument tot het laten vervallen van deze vordering op hem, wordt daarom afgewezen.

De beslissing

De commissie wijst de vordering af.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Jamiro van de Wiel

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant