Uitspraak: Kredietovereenkomst zoekgeraakt waardoor consument de vordering niet hoeft te betalen

In 2003 heeft A een doorlopend krediet tot maximaal 25.000 euro afgesloten bij ABN Amro. Hij is maandelijks 375 euro verschuldigd aan ABN Amro. Op een gegeven moment heeft A meer dan twee maanden nagelaten het maandelijks verschuldigde bedrag te betalen. ABN Amro vordert betaling van 21.978,59 euro te vermeerderen met rente en kosten.

De kantonrechter heeft overwogen dat A de vordering van ABN Amro heeft erkend. Toch heeft de rechter de vordering afgewezen. Dit komt omdat de overeenkomst is zoekgeraakt. A is een consument. ABN Amro heeft geen stukken in het geding kunnen brengen waaruit blijkt dat zij de kredietwaardigheid van A heeft getoetst. Hierdoor heeft ABN Amro volgens de kantonrechter onvoldoende gesteld en onderbouwd om te kunnen beoordelen of de vordering die voortvloeit uit de overeenkomst voldoet aan de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:2A Burgerlijk Wetboek, en dat bovendien niet kan worden beoordeeld of ABN Amro de kredietovereenkomst op grond van een geldig opeisingsbeding vervroegd heeft opgeëist en of ABN Amro zich beroept op een oneerlijk beding.

De grieven van ABN Amro strekken ten betoge dat de kantonrechter de op deze consumentenkredietovereenkomst gebaseerde vordering ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat hij niet kan beoordelen of de kredietovereenkomst voldoet aan de dwingendrechtelijke bepalingen en of ABN Amro de overeenkomst op grond van een geldig beding vervroegd heeft opgeëist en/of zich beroept op een oneerlijk beding.

De beoordeling

Het is vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie dat de nationale rechter ambtshalve moet beoordelen of een contractueel beding dat binnen de werkingssfeer van richtlijn 93/13 valt oneerlijk is, en zodoende het gebrek aan evenwicht tussen de consument en de verkoper moet compenseren. De rechter dient dan te beschikken over de daartoe noodzakelijke juridische en feitelijke gegevens. Als de overeenkomst tussen partijen niet is overgelegd, kan echter niet worden aangenomen dat de rechter “beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens”.

Voor een beoordeling van de op een kredietovereenkomst met A gebaseerde vordering van ABN Amro is het dus noodzakelijk dat die kredietovereenkomst in het geding is, wanneer deze er niet is, is de vordering niet toewijsbaar. Omdat ABN Amro de kredietovereenkomst met A niet in het geding brengt, heeft de kantonrechter de vordering van ABN Amro dus terecht afgewezen.

Het hof bekrachtigt het vonnis.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op
Fabienne de Jong

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant