X en Y hebben in 2005 een aflossingsvrije lening gesloten met de ING met een waarde van 221.650 euro. De lening werd aangegaan om een aankoop van een appartement te kunnen realiseren. In 2006 is het appartement getaxeerd op een bedrag van 223.000 euro. X en Y hebben daarom een additionele aflossingsvrije hypotheek gesloten met een waarde van 20.000 euro, wederom bij de ING.
X en Y hebben in 2008 een adviesgesprek gehad bij de ING met betrekking tot aankoop van een woning. Eind 2008 wordt de offerte voor een “meeneemhypotheek” van 300.000 euro ondertekend.
Uit een taxatierapport dat is opgesteld blijkt dat de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik resp. de executiewaarde vrij van huur en gebruik van de woning zijn vastgesteld op 272.500 euro resp. 240.000 euro. De notariële akte wordt verleden (eind februari 2009) met betrekking tot de hypotheek van 300.000 euro om een woning te kopen van 270.000 euro.
Op enig moment hebben X en Y de aankoop van de woning gerealiseerd. Zij besluiten het appartement te verhuren in plaats van te verkopen. Eind januari 2014 willen X en Y de woning verkopen. ING heeft hiervoor toestemming gegeven, maar wijst X en Y wel op de restschuld die mogelijk overblijft. Deze restschuld moet binnen 2 maanden worden terugbetaald. X en Y hebben de woning verkocht en deze is in mei 2014 geleverd.
Eerste aanleg
X en Y hebben in eerste aanleg gevorderd dat een verklaring voor recht wordt afgegeven dat de bank haar informatie-, mededelings-, zorg-, waarschuwings- en spreekplicht heeft geschonden, onrechtmatig heeft gehandeld, dan wel toerekenbaar tekort is geschoten en daarom aansprakelijk is voor de schade. Bij de totstandkoming van de hypotheek in 2009 zou in strijd zijn gehandeld met het verbod op overkreditering (4:34 Wft), in strijd met de zorgplicht zijn gehandeld en zou misbruik zijn gemaakt van het feit dat X en Y onervaren waren met degelijke gang van zaken. Daarom zou volgens X en Y sprake zijn van schuldeisersverzuim, waardoor de ING de restschuld voor haar rekening moet nemen. Ook zou sprake zijn van onvoorziene omstandigheden. De rechtbank heeft de vorderingen van X en Y afgewezen.
Geschil
Het gaat om de vraag of sprake is geweest van overkreditering in 2009. Het hof zal zich niet uitlaten over de vraag of het verdienmodel van securitisatie van de banken onrechtmatig was.
Oordeel hof
De bank was niet gehouden om X en Y te waarschuwen dat de bank zich bezig hield met securitisatie. ING is niet gehouden om klanten op individueel niveau te informeren of waarschuwen over haar beleidsvoering. Dit kan eventueel anders zijn als tussen de securitisatie en financiële risico’s een direct verband bestaat. Dat hiervan sprake zou zijn is wel onderbouwd, maar niet geconcretiseerd ten aanzien van dit specifieke geval. Het hof stelt dat de bank inderdaad wist wat zich afspeelde op de financiële markten. Dat sprake zou zijn van overkreditering wordt onvoldoende gemotiveerd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aantonen dat de getaxeerde waarden onjuist waren. Het wijzen op het verschil tussen de getaxeerde verkoopwaarde en de verkoopprijs zonder toelichting is onvoldoende. Daarom gaat de stelling niet op dat sprake is geweest van overkreditering. Ook een beroep op artikel 4:34 Wft (oud) slaagt niet. De bank heeft de verlangde informatie verkregen. Er is onvoldoende weersproken dat de bank niet zou hebben voldaan aan de toenmalige geldende Gedragscode Hypothecaire Financieringen 2007.
Volgens het hof had de bank geen zorgplicht om te waarschuwen dat zij zich bezighouden met securitisatie. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant