Vennootschap X handelt in planten en bloemen. In 2018 heeft X een rekening-courant overeenkomst (zonder krediet) en een ‘overeenkomst rekening-courant vreemde valuta’ met de Rabobank gesloten. Op deze overeenkomsten zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de Algemene voorwaarden voor rekening-courant van de Rabobank 2018 (AVRC) van toepassing verklaard.
Op enig moment krijgt X twee nieuwe Russische aandeelhouders. Rabobank raakt hiervan op de hoogte en heeft haar zorg richting X geopenbaard dat zij betrokken zou zijn/ raken bij fraude en witwassen. De bank besluit de relatie met ingang van 31 oktober 2019 op te zeggen.
Vordering
X heeft in kort geding gevorderd dat de bankrelatie wordt voortgezet op straffe van een dwangsom. De bank stelt zich op het standpunt dat de opzegging rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, rekening houdend met hetgeen in bepaald in artikel 5 lid 3 Wwft.
Beoordeling
De bank is in beginsel bevoegd om de bankrelatie te beëindigen (art. 35 ABV en art. 12 AVRC). De bank moet zich dan wel houden aan de zorgplicht die zij heeft (art. 2 lid 1 ABV).
Daarnaast moet X eraan meewerken dat de bank haar verplichtingen kan voldoen tegenover toezichthouders om zo misbruik van bankdiensten te kunnen voorkomen. De aanvullende en derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid kunnen aan een opzegging in de weg staan, en aan opzegging kunnen ook nadere eisen worden gesteld. Ook kan een opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (artikel 6:248 lid 2 BW).
In de procedure heeft X aannemelijk gemaakt dat de opzegging aan haar zijde zeer bezwaarlijk is. Het niet meteen melden van nieuwe aandeelhouders is in strijd met artikel 13 sub c onder 1 AVRC. Toch stelt de voorzieningenrechter dat het gaat om een relatief kleine overtreding (art. 2 lid 2 ABV). Het is onvoldoende dat wordt gesteld dat de nieuwe aandeelhouders de Russische nationaliteit hebben of dat met name handel gedreven wordt met Rusland. Dit kan op zichzelf geen reden zijn voor opzegging, aangezien Rusland geen land is met een verhoogd risico. Ook het onderzoeksrapport van de bank biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een opzegging op grond van artikel 5 lid 3 Wwft. De voorzieningenrechter heeft ook gewicht toebedeeld aan het feit dat het personeel van X compliance-cursussen volgde en dat X inspanning heeft geleverd om het risico op witwassen te verkleinen.
Oordeel
De bank moet de relatie met X herstellen en op gebruikelijke wijze voortzetten totdat in de aanhangige bodemprocedure een oordeel is gegeven over de rechtsgeldigheid van de opzegging van de bankrelatie.