Uitspraak: Financieel dienstverlener heeft consument opgenomen in BKR-registratie

X heeft in eerste aanleg de rechtbank verzocht om Hoist te bevelen de negatieve registraties die betrekking hebben op X te verwijderen uit de registers van het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het BKR.

X heeft aangevoerd dat Hoist niet zou hebben aangetoond een gerechtvaardigd belang te hebben bij handhaving van de registratie. Daarnaast zouden zijn belangen zwaarder wegen. X heeft aangegeven zijn huurwoning te willen kopen om de maandlasten te kunnen verlagen en een auto te willen aanschaffen met een lease. X heeft verzocht dat Hoist over moet gaan om verwijdering uit het BKR-registratie.

Rechtbank

Het verzoek van X wordt door de rechtbank afgewezen. De grondslag voor verwerking van persoonsgegevens in registers is geregeld in artikel 6 lid 1 onder f AVG. De verwerking is noodzakelijk voor belangenbehartiging van het BKR en de klanten. X heeft de mogelijkheid bezwaar te maken tegen verwerking en kan verzoeken om verwijdering (artikel 21 lid 1 AVG en artikel 17 lid 1 sub C AVG). Op basis van de feiten en omstandigheden zijn er dwingende gerechtvaardigde gronden aanwezig om de registratie te handhaven. Het belang van registratie weegt zwaarder dan het belang van verwijdering.

Hof

X stelt dat de rechtbank teveel nadruk heeft gelegd op de schade die Hoist heeft geleden. X stelt dat zijn belangen zwaarder wegen. Het verzoek van X wordt ook door het hof afgewezen. Het hof heeft zich uitgelaten over de grondslag voor verwerking van persoonsgegevens in de vorm van BKR-registraties. Daarnaast heeft het hof een oordeel gegeven over de omvang van de belangenafweging bij een verwijderingsverzoek.

Artikel 6 lid 1 sub f AVG vormt de grondslag voor verwerking van persoonsgegevens en X zou bezwaar kunnen maken op grond van artikel 21 AVG. Er kunnen meerdere grondslagen naast elkaar bestaan.

Het hof vindt het niet aannemelijk dat Hoist genoodzaakt is om te voldoen aan wettelijke verplichtingen. Hoist zou ook aan haar deelnemingsverplichting kunnen voldoen als de verwerking van de gegevens in de registers worden staakt. X heeft op grond van artikel 21 AVG recht op bezwaar.

Er moet een belangenafweging worden gemaakt tussen de belangen van X en van Hoist. De belangenafweging van artikel 21 lid 1 AVG omvat een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets.

Volgens het hof heeft Hoist een dwingend gerechtvaardigd belang bij de verwerking van de persoonsgegevens. In dit geval wegen de belangen van X niet zwaarder dan de belangen van Hoist. X heeft te weinig aangevoerd waaruit zou blijken dat zijn belangen zwaarder wegen. Daarom heeft het hof de beschikking die werd bestreden bekrachtigd.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u een vraag naar aanleiding van het artikel? Neem dan contact met ons op.

Jamiro van de Wiel

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant