DCSE en ABN AMRO sluiten in januari 2011 een overeenkomst inzake het gebruik van ABN AMRO Prepaid betaalkaarten. ABN AMRO zou tegen betaling door DCSE de uitgifte van betaalkaarten aan consumenten en het gebruik van die betaalkaarten faciliteren. ABN AMRO heeft zich daarbij verplicht om 5.000 gepersonaliseerde betaalkaarten aan DCSE te leveren. Deze betaalkaarten zijn voorzien van een door DCSE ontwikkeld design. ABN AMRO moet daarnaast een systeem opzetten en in stand houden voor de registratie van het saldo van de geactiveerde kaarten en de met die kaarten verrichte transacties. Het maximale saldo per kaart bedraagt € 1.500,- en een betaling kan maximaal € 750,- zijn.
Kan maximaal een tegoed van € 150 op de betaalkaarten worden opgeslagen
De Nederlandse Bank verwerkt eind januari 2012 vervolgens de inschrijving van DCSE in haar register als ‘vrijgestelde elektronische geldinstelling’. De Nederlandse bank neemt daarbij in aanmerking dat DCSE heeft verklaart dat op de betaalkaarten maar maximaal een tegoed van € 150,- kan worden opgeslagen en dat de in ruil voor de kaarten ontvangen gelden zeker worden gesteld op een derdengeldenrekening.
In december 2012 geeft DCSE de eerste betaalkaarten uit. Sommige kaarten hebben een tegoed van € 300 tot € 750. De betaling geschiedt achteraf binnen 21 dagen. ABN AMRO heeft vervolgens per brief DCSE erop gewezen dat de wet- en regelgeving doorlopend moet worden nageleefd. In januari 2013 heeft DCSE op deze brief gereageerd en daarbij vermeld dat zij ervan uitgaat dat zij geldt als een bij ABN AMRO aangesloten instelling en dat haar verzoek om inschrijving in het register van De Nederlandse Bank enkel was bedoeld als vangnet/noodscenario.
Partij schendt de vrijstellingsvoorwaarden voor de vergunningplicht en vraagt te hoge kredietvergoeding
Eind januari 2014 heeft de kantonrechter in een rechtszaak over een door DCSE uitgegeven betaalkaart geoordeeld dat DSCE de vrijstellingsvoorwaarden voor de vergunningplicht heeft geschonden door kaarten met een tegoed van meer dan € 150 uit te geven. Daarnaast vraagt DCSE een kredietvergoeding van 25 % over het geleende bedrag. Het maximaal toegestane percentage is echter 15%. Dit is in strijd met de Wet op het Consumentenkrediet. ABN AMRO heeft naar aanleiding van deze uitspraak een brief aan DCSE verstuurd. In deze brief zegt zij de overeenkomst met DCSE met onmiddellijke ingang op wegens schending van wet- en regelgeving.
DCSE is vervolgens een procedure gestart tegen ABN AMRO. Daarbij vordert zij dat ABN AMRO wordt veroordeeld tot betaling van € 3.897.183,48. Deze vordering ziet op de onregelmatige opzegging van de overeenkomst en de vertraging in de oplevering van het registratiesysteem. De rechtbank wijst de vorderingen van DCSE af doordat ABN AMRO de overeenkomst op grond van de schendingen van DCSE op mocht zeggen, er geen causaal verband bestaat met de schade en de partijen geen fatale termijn zijn overeengekomen voor oplevering van het registratiesysteem. DCSE gaat hiertegen in hoger beroep.
ABN AMRO zou gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat zij de verstrekker van het elektronisch geld zou zijn
DCSE stelt dat ABN AMRO het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat ABN AMRO als de verstrekker van het elektronisch geld moest worden gezien, althans dat zij had te gelden als een bij ABN AMRO aangesloten instelling. Hierdoor zou DCSE niet onderworpen zijn aan de voor een ‘egi’ geldende wet- en regelgeving. Dit betoog wordt verworpen door het gerechtshof. ABN AMRO zou het op de kaarten geladen elektronisch geld verstrekken aan DCSE. DCSE zou dan het elektronische geld verstrekken aan de kaarthouders. De enkele naamsvermelding van ABN AMRO op de kaarten veranderd hier niets aan. DCSE heeft dus de voor egi’s geldende wet- en regelgeving geschonden door zonder vergunning kaarten met een tegoed van meer dan € 150,- tegelijk uit te geven en door de in ruil voor de kaarten ontvangen gelden niet zeker te stellen op een derdengeldrekening.
Daarbij komt dat DCSE met de kaarten bedrijfsmatig krediet heeft verstrekt. De in rekening gebrachte lidmaatschapsbijdrage bedraagt telkens 25 % van het tegoed op de kaarten. DCSE heeft hierdoor ook de vergunningplicht geschonden. DCSE stelt verder dat ABN AMRO een schadevergoeding aan haar moet betalen omdat het systeem te laat is opgeleverd. Er is echter geen fatale termijn overeengekomen. Daarbij komt dat DCSE zelf vanaf de aanvang van de overeenkomst in verzuim verkeerde door in strijd met de wet- en regelgeving kaarten uit te geven met een tegoed van meer dan € 150,- tegelijk. Door dit verzuim van DCSE kon ABN AMRO niet in verzuim zijn. Het gerechtshof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Mocht u te maken hebben met (dreigende) opzegging van de bankrelatie door uw bank op grond van de Wft- en/of Wwft, neem dan contact met ons op. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken. Neem hier vrijblijvend contact met ons op.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant