Uitspraak: Brief met termijn van 30 dagen van Nationale Nederlanden voldoet niet aan eisen waarschuwingsplicht

Mevrouw V heeft op 3 februari 2000 een gemengde levensverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden via een adviseur. Nationale Nederlanden zou bij in leven zijn van mevrouw V op 3 februari 2028 of bij eerder overlijden € 88.487,14 uitkeren. Daarvoor betaalt mevrouw V een premie van € 276,64 per maand. Deze levensverzekering is gekoppeld aan een hypothecaire geldlening. In de Voorwaarden van Nationale Nederlanden is bepaald dat alle premies op de vervaldag of uiterlijk 30 dagen daarna aan Nationale Nederlanden moeten zijn voldaan. Indien dit niet gebeurt vervalt de verzekering van rechtswege, tenzij recht bestaat op afkoop of een premievrije verzekering.

Nationale Nederlanden stuurt meerdere betalingsherinneringen aan verzekeringnemer

Op 17 april 2015 heeft Nationale Nederlanden mevrouw V een betalingsherinnering gestuurd. De openstaande premie voor de periode van 3 maart 2015 tot 3 mei 2015 bedroeg op dat moment € 251,06. Mevrouw V heeft naar aanleiding van deze brief de premie niet betaald. Nationale Nederlanden stuurt haar daarom op 18 mei 2015 opnieuw een betalingsherinnering. Het openstaande premiebedrag bedraagt nu € 376,59. In beide brieven heeft Nationale Nederlanden aangegeven dat de verzekering komt te vervallen indien mevrouw V de openstaande premie niet betaald. Zowel de adviseur van mevrouw V als de bank hebben een kopie van beide brieven ontvangen. Echter blijft betaling wederom uit.

Nationale Nederlanden heeft mevrouw V daarom op 1 juli 2015 een laatste betalingsherinnering gestuurd. Het openstaande premiebedrag bedraagt op dat moment € 502,12. Daarbij heeft Nationale Nederlanden aangegeven dat het ook mogelijk is om de premie in termijnen te betalen door middel van een betalingsregeling. Ook kan de verzekering (tijdelijk) gewijzigd worden. Mevrouw V dient dit binnen 30 dagen door te geven of de premie binnen 30 dagen te betalen. Indien zij dit niet doet past Nationale Nederlanden de dekking van de verzekering aan. Ook deze brief is zowel aan mevrouw V als aan de bank en haar adviseur verstuurd.

Op 3 juli 2015 heeft Nationale Nederlanden een maandtermijn van de rekening van mevrouw V geïncasseerd. Met dit bedrag is de premie van 3 maart 2015 betaald. Nationale Nederlanden heeft daarnaast de automatische incasso per 3 augustus 2015 gestopt en de verzekering premievrij gemaakt. Op 5 oktober 2015 heeft Nationale Nederlanden een polisblad toegestuurd aan mevrouw V. Het verzekerd kapitaal is daarin gesteld op € 41.512,-.

Consument vordert bijna € 44.000,- wegens stopzetten automatische incasso

Enige tijd later is mevrouw V overleden en haar woning is na haar overlijden verkocht. Met de opbrengst van de verkoop en de uitkering uit de levensverzekering van € 41.854,- kon de hypothecaire geldlening geheel worden afgelost. De zus van mevrouw V, mevrouw C, heeft vervolgens een klacht ingediend tegen Nationale Nederlanden bij het Klachtinstituut Financiële Dienstverlening. Daarbij vordert mevrouw C dat Nationale Nederlanden een bedrag van € 43.997,14 uitkeert aan haar. Nationale Nederlanden heeft, ondanks de succesvolle incasso op 3 juli 2015, de automatische incasso per 3 augustus 2015 gestopt. Daardoor ontstond er een achterstand in de premiebetaling van vijf maanden, waardoor de verzekering premievrij gemaakt kon worden. Indien Nationale Nederlanden de automatisch incasso had voortgezet was de achterstand beperkt gebleven tot vier maanden en had de verzekering tot het overlijden van mevrouw V premie-betalend doorgelopen. Dan was er na het overlijden van mevrouw V een kapitaal beschikbaar gekomen van € 88.487,14 in plaats van € 41.854, aldus mevrouw C. Volgens mevrouw C had Nationale Nederlanden contact op moeten nemen met mevrouw V om zo een oplossing te zoeken voor de betaalachterstand.

Nationale Nederlanden stelt echter dat haar zorgplicht niet zover gaat dat zij moet nagaan waarom de premie niet betaald wordt. Het niet betalen van de premie heeft gevolgen voor de verzekerde en Nationale Nederlanden heeft mevrouw V daar tijdig en op juiste wijze over geïnformeerd. Volgens Nationale Nederlanden moet de in artikel 7:980 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde termijn van één maand worden uitgelegd als een termijn van dertig dagen.

Geldt een waarschuwingsplicht voor Nationale Nederlanden met een termijn van één maand

In deze zaak gaat het om de vraag of Nationale Nederlanden gerechtigd was de verzekering premievrij voort te zetten. Volgens de commissie staat er in artikel 7:980 lid 1 BW een waarschuwingsplicht voor de verzekeraar. De termijn in dit artikel bedraagt één maand. Op grond van artikel 7:986 lid 3 BW kan er niet ten nadele van de verzekeringnemer worden afgeweken. Artikel 7:980 lid 1 BW moet volgens de Commissie worden gezien als preconditie. Dit houdt in dat indien de verzekeraar niet heeft voldaan aan de waarschuwingsplicht er geen beroep kan worden gedaan op de gevolgen van het niet-betalen van de premie. De Commissie beoordeelt daarom eerst de vraag of Nationale Nederlanden heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht.

De Commissie heeft in dit dossier drie herinneringsbrieven gezien. In deze brieven geeft Nationale Nederlanden mevrouw V een termijn van dertig dagen om alsnog het openstaande premiebedrag te voldoen. Volgens Nationale Nederlanden voldoet de inhoud van de brief van 1 juli 2015 aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7:980 lid 1 BW omdat de termijn van één maand moet worden uitgelegd als termijn van dertig dagen. De Commissie is echter van oordeel dat de termijn van een maand niet in alle gevallen gelijk is aan een termijn van dertig dagen. Volgens de Commissie is het niet aannemelijk dat de wetgever met de termijn van één maand een termijn van dertig dagen voor ogen had. De Commissie stelt dat indien aansluiting wordt gezocht bij de maanden van het jaar de stelling van Nationale Nederlanden ook geen stand kan houden. Ondanks dat februari doorgaans 28 dagen heeft bevatten de overige maanden 30 à 31 dagen. Dit leidt volgens de Commissie tot een gemiddelde van 30,4 dagen. Daarom dient de wettelijke term van 'een maand' ex artikel 7:980 BW ook ten minste 30,4 dagen bevatten. Nu Nationale Nederlanden is uitgegaan van een termijn van dertig dagen kan dit worden gezien als een afwijking ten nadele van de verzekeringnemer. Dit is op grond van artikel 7:986 lid 3 BW niet toegestaan.

Nationale Nederlanden heft niet voldaan aan haar waarschuwingsplicht ex artikel 7:980 BW, aldus de Commissie. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de verzekering premie-betalend is blijven doorlopen tot het moment van overlijden van mevrouw V. Nationale Nederlanden dient het verzekerde kapitaal van € 88.487,14 aan mevrouw C uit te keren. Het reeds uitgekeerde kapitaal en de nog niet betaalde premies van € 41.854,- en € 2.636,- dienen in mindering te worden gebracht. Nationale Nederlanden moet nog een bedrag van € 43.997,14 uitkeren aan mevrouw C.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel recht advocaten

Heeft u ook een geschil met uw verzekeraar of adviseur over uw verzekering? Of heeft u het idee dat de verzekeraar of tussenpersoon haar zorgplicht op andere wijze heeft geschonden? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen verzekeraars, banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant