Achtergrond van de zaak
Op 5 april 2023 werd een klant van Rabobank slachtoffer van whatsapp fraude waarbij de oplichter de klant €2.000,- liet overmaken naar een rekening bij de ING, die op naam stond van de consument in deze zaak. ING kon €1.100,- veiligstellen en het slachtoffer deed aangifte. De ING reageerde net de registratie van haar persoonsgegevens in het intern verwijzingsregister en het incidentenregister.
De consument maakte hier bezwaar tegen, zij erkende het geld te hebben ontvangen, maar beweerde dat ze niet betrokken was bij fraude. Ze verklaarde dat een vriend haar had gevraagd om geld te ontvangen dat afkomstig zou zijn van zijn moeder in curaçao, omdat hij momenteel geen bankrekening had. De ING wees het bezwaar af, en gaf aan dat de consument te kwader trouw betrokken was bij deze fraude.
De klacht
De consument vindt dat er onvoldoende bewijs is om de beschuldigingen te rechtvaardigen. Ze geeft aan dat het niet bewezen is dat zij daadwerkelijk betrokken was bij de fraude, de consument wilde slechts een vriend helpen. De consument bepleit dat zij niet schuldig is aan het faciliteren van oplichting omdat ze haar betaalpas en pincode niet aan derden heeft verstrekt.
Toen zij zich moest verantwoorden bij de politie kwam zij ervan af met slechts een waarschuwing en volgde er geen strafrechtelijke vervolging, volgens de consument toont dit voldoende aan dat de situatie niet ernstig genoeg was voor registratie. Verder stelt ze geleerd te hebben van de situatie en dat zoiets nooit meer zal gebeuren. Tot slot vindt zij dat de duur van de registraties disproportioneel zijn tot de gevolgen die dit heeft voor haar.
De beoordeling
De consument erkende de stortingen op haar rekening, maar ontkende betrokkenheid bij fraude. De bank stelde dat zij was gebruikt als geldezel. De bank gaf aan dat een deel van het geld was teruggeboekt, maar dat €900,- contant was opgenomen, waarbij de pincode juist is ingevoerd. De commissie oordeelde dat de bank terecht had geconcludeerd dat de consument betrokken was bij fraude.
Er was voldoende bewijs om aan te tonen dat de consument haar rekening ter beschikking had gesteld voor frauduleus verkregen geld. De commissie gaf aan dat de registratie een geschikt middel was om het doel van de bank te bereiken en de impact op de consument is gerechtvaardigd vanwege de ernst van haar handelen. Eerst zag de commissie de opnameduur van zes jaar in het intern incidentenregister als geschikt, maar deze werd verlengd naar acht jaar nadat zij niet verscheen tijdens de zitting, geen spijt betoog en geen openheid van zaken had gegeven.
Financieel recht advocaten
Heeft u problemen met uw bank? Dreigt uw bankrelatie opgezegd te worden? Neem dan contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten en laat ons u helpen.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant