Uitspraak: Geen sprake van dwang door bank bij verstrekken van hypothecaire lening

In april 2008 nemen consumenten een hypotheek bij de bank voor de aankoop van een woning. De man en vrouw geven in de hypotheekaanvraag aan dat ze een aflossingsvrije hypotheek voor een bedrag van 155.000 euro willen. Vervolgens ontvangen zij een offerte van de bank waarin is aangegeven dat de financiering is gebaseerd op beide inkomens en dat de gevolgen van het wegvallen van een van de inkomens kan zijn dat consumenten genoodzaakt zijn het huis te verkopen.

In oktober 2016 hebben consumenten om een herfinanciering gevraagd bij de bank. De boete voor deze vervroegde aflossing komt volgens de bank neer op 50.056,04 euro. Consumenten hebben dit bod niet geaccepteerd. In februari 2019 proberen consumenten het nog een keer. Ze willen de maandlasten verlagen en maandelijks aflossen op de lening. De bank concludeert dat het inkomen hiervoor niet toereikend is. In geval van herfinanciering zijn consumenten een boete van ongeveer 40.000 euro verschuldigd aan de bank.

Consumenten hebben hierop een klacht ingediend bij het Kifid, ze vorderen 40.000 euro. Dit is de boete voor vervroegde aflossing.

Consumenten stellen in hun vordering dat de bank de financiering heeft verstrekt op het gezamenlijk inkomen, terwijl zij aangegeven hebben dit niet te willen (klachtonderdeel 1).

Daarnaast zou de bank consumenten gedwongen hebben een aflossingsvrije hypothecaire lening met een rentevastperiode van 30 jaar af te nemen (klachtonderdeel 2). De bank vindt dat consumenten overal van op de hoogte zijn gesteld, dit klopt volgens de consumenten, maar zij waren destijds jong en gingen ervan uit dat de bank het beste met hen voorhad.

De vraag is of de bank haar zorgplicht jegens consumenten heeft geschonden. Het eerste klachtonderdeel heeft volgens de Commissie betrekking op overkreditering van de bank. De Commissie stelt vast dat de bank de inkomenspositie van consumenten heeft onderzocht en op basis hiervan de maximaal te verstrekken hypotheek heeft bepaald. Uit de stukken blijkt niet dat consumenten hebben aangegeven dat zij een financiering wilden op basis van alleen het inkomen van Consument 1. Wanneer dit wel zo was hadden zij, volgens de Commissie, de hypotheekofferte niet moeten tekenen. Daarnaast neemt de Commissie mee dat consumenten nog geen betaalproblemen hebben. Verder is het feit dat consument 2 al 2,5 jaar ziek is, geen omstandigheid die de bank in 2008 had kunnen voorzien. Op grond hiervan stelt de Commissie dat er geen sprake is van overkreditering, dus acht de Commissie het eerste klachtonderdeel ongegrond.

De Commissie stelt ten aanzien van het tweede klachtonderdeel dat niet blijkt uit de stukken dat Consumenten een andere hypotheekvorm dan een aflossingsvrije hypotheek en een rentevastperiode van 30 jaar wensten. Consumenten zijn daarnaast akkoord gegaan met deze hypotheekvorm door de hypotheekofferte te tekenen. Consumenten hebben de hypotheekvorm en rentevastperiode wel geaccepteerd omdat zij alleen onder deze voorwaarden een hypothecaire lening bij de bank konden verkrijgen. Het feit dat het alleen onder deze voorwaarden kon, kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van dwang door de bank. Ook het tweede klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. De vordering van consumenten wordt dus afgewezen.

Lees hier de hele uitspraak

Financieel Recht Advocaten

Bent u ook ontevreden over uw bank, verzekeraar of vermogensbeheerder? Wij hebben ruime ervaring met het procederen tegen banken, verzekeraars en vermogensbeheerders alsmede tussenpersonen en/of financieel adviseurs. Neem vrijblijvend contact met ons op via ons contactformulier.

Lenie Spoor

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant