In mei 2016 sluiten meneer A en mevrouw B een doorlopend krediet af bij ABN Amro. Op het doorlopende krediet van €70.000 hoeven zij niets af te lossen. In juli 2018 laat de bank weten het doorlopende krediet te willen aanpassen. De aanpassing houdt in dat het doorlopende krediet wordt gewijzigd in een krediet waarop maandelijks wordt afgelost. Het aflossingsvrije element zal dus verdwijnen. ABN Amro geeft aan deze wijziging te willen doorvoeren omdat zij het product niet langer aanbiedt aan nieuwe klanten. Daarnaast stelt de bank dat de aanpassing in het belang van de klant is. Door af te lossen op het krediet wordt voorkomen dat het krediet langer gebruikt wordt dan nodig is. Daardoor betalen klanten minder rente. De bank laat weten het doorlopende krediet op te zeggen wanneer A en B niet met de wijziging akkoord gaan.
Bank maakt misbruik opzeggingsbevoegdheid
Meneer A en mevrouw B zijn het niet eens met de voorgestelde wijziging. Zij dienen een klacht in bij de Geschillencommissie van het Kifid. Met de klacht vorderen zij ongewijzigde voortzetting van het doorlopende krediet. A en B stellen dat wanneer de bank het krediet niet voortzet er sprake is van toerekenbaar tekortschieten. Zij zijn van mening dat de bank misbruik maakt van haar opzeggingsbevoegdheid en geen oog heeft voor de situatie van A en B. Het stel is wel bereid om in gesprek te gaan met de bank maar zal niet instemmen met de aflossingsverplichting.
Bank heeft bevoegdheid het krediet op te zeggen
De Geschillencommissie van het Kifid staat voor de vraag of ABN Amro eenzijdig de kredietovereenkomst met A en B mag opzeggen wanneer het krediet geen aflossingscomponent krijgt. De Geschillencommissie overweegt dat een kredietovereenkomst in beginsel mag worden opgezegd met in acht neming van een opzegtermijn van twee maanden. De beëindiging van een krediet kan in concrete omstandigheden naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Daarbij is van belang dat de bank en klant over en weer een zorgplicht jegens elkander hebben op grond van artikel 2 Algemene Bankvoorwaarden.
Geschillencommissie moet belangenafweging maken
Om te beoordelen of het krediet mag worden opgezegd dient de Geschillencommissie een belangenafweging te maken. Meneer A en mevrouw B voeren aan dat zij altijd hun contractuele verplichtingen zijn nagekomen. Daarnaast beschikken zij over voldoende middelen om het krediet volgens overeengekomen afspraken tijdig af te lossen. Zij willen graag de flexibiliteit van dit krediet behouden. Daartegenover staat het belang van ABN Amro. De bank stelt dat zij het, gelet op de zorgplicht die zij heeft, belangrijk acht dat klanten aflossen op hun krediet. Deze wens is volgens de bank ontstaan uit voortschrijdend inzicht in de passendheid van bepaalde producten, waaronder het aflossingsvrije doorlopend krediet. ABN Amro baseert haar standpunt op beleidsstukken van de Minister van Financiën en de Autoriteit Financiële Markten. Tijdens de mondelinge behandeling bij het Kifid benadrukt de bank dat zij met dit beleid beoogt het belang van haar klanten beter te dienen.
Vordering wordt afgewezen
De Geschillencommissie is van oordeel dat het belang van de bank in dit geval prevaleert boven het belang van meneer A en mevrouw B. De Geschillencommissie sluit zich aan bij het standpunt van ABN Amro dat het product niet meer voldoet aan de wensen en ontwikkelingen van de huidige tijd. De bank heeft in haar handelen de belangen van het stel voldoende in het oog gehouden. De Geschillencommissie begrijpt dat A en B gebaat zijn bij flexibiliteit maar dat is onvoldoende voor een oordeel dat de beëindiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarmee wordt de vordering van meneer A en mevrouw B afgewezen.
Lees hier de volledige uitspraak van de Geschillencommissie van het Kifid.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant