In februari 2013 is een tegelhandel failliet verklaart. X was enig aandeelhouder en bestuurder van de tegelhandel. Meneer Y was enig aandeelhouder en bestuurder van X. De dagelijkse leiding over de tegelhandel werd feitelijk door meneer Y uitgevoerd. Meneer Y ontving hiervoor een management fee van de tegelhandel. Daarnaast verhuurde X haar bedrijfspand aan de tegelhandel. Rabobank was de huisbankier van X, de tegelhandel en meneer Y in privé. Tussen deze partijen bestond een (uitgebreide) financierings- en zekerhedenrelatie.
Bestuurder verzoekt Rabobank mee te werken aan doorstart bedrijf
In maart 2012 heeft de Rabobank ingestemd met het verzoek van X en de tegelhandel om de aflossingsverplichtingen één jaar uit te stellen. In december 2012 heeft Rabobank een gesprek gehad met meneer Y waarbij meneer Y Rabobank heeft verzocht medewerking te verlenen aan een doorstart van de tegelhandel in een afgeslankte vorm. Zowel voor als na het uitgesproken faillissement van de tegelhandel is Rabobank niet bereid geweest tot financiering van een doorstart.
Na het faillissement heeft Rabobank haar vordering ingediend op de tegelhandel van € 592.363,55. In maart 2013 heeft X het haar toebehorende bedrijfspand verkocht voor € 600.000,- en geleverd aan de vennootschap van een derde-financier. Uit de opbrengst heeft X de openstaande vordering van de Rabobank op de tegelhandel geheel voldaan. X en meneer Y zijn vervolgens een procedure gestart tegen Rabobank en vorderen daarbij een schadevergoeding van € 206.000,-. Volgens X en meneer Y is Rabobank tekortgeschoten in haar zorgplicht tegenover X en meneer Y. Dit omdat Rabobank naar aanleiding van het faillissement van de tegelhandel alle bestaande leningen en kredietverstrekkingen met X heeft beëindigd. Hierbij heeft Rabobank geen rekening gehouden met de langdurige vertrouwensrelatie die tussen Rabobank en X en meneer Y bestond. Rabobank heeft daarnaast ook geen deugdelijk onderzoek uitgevoerd nar het door meneer Y voorgestelde alternatief van een doorstart. Hierbij zou de positie van Rabobank niet worden geschaad. Door dit disproportioneel handelen van Rabobank hebben X en meneer Y schade geleden. Deze schade dient door Rabobank te worden vergoed. Rabobank betwist deze vordering en de rechtbank heeft de vordering van X en meneer Y afgewezen.
Bestuurder vordert ruim € 210.000,- na zorgplichtschending Rabobank
X en meneer Y gaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep vorderen zij een schadevergoeding van Rabobank van € 210.320,-. Rabobank voert verweer door een beroep te doen op haar algemene voorwaarden. Rabobank stelt dat zij op grond van haar algemene voorwaarden bevoegd was om de uitstaande kredieten onmiddellijk op te eisen. X en meneer Y stellen daartegenover dat zij de algemene voorwaarden niet hebben aanvaard. Daarnaast doen zij een beroep op vernietiging van deze algemene voorwaarden omdat deze niet aan haar ter hand zijn gesteld. Het gerechtshof stelt dat voor de aanvaarding van de algemene voorwaarden niet is vereist dat X daadwerkelijk kennis neemt van de inhoud van de algemene voorwaarden of deze zelf parafeert. Daarnaast zijn in de geldleningovereenkomsten de toepasselijke voorwaarden uitdrukkelijk omschreven. Dit leidt tot de conclusie dat Rabobank bevoegd was om de onder de geldleningovereenkomsten uitstaande kredieten ook tegenover X vervroegd op te eisen.
Dit betekent echter niet dat er geen sprake kan zijn van een zorgplichtschending van Rabobank tegenover X indien de vervroegde opeising naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. Het gerechtshof oordeelt dat de opeising en uitwinning door de bank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet als onaanvaardbaar tegenover X kan worden beschouwd. Rabobank heeft tegenover X niet in strijd gehandeld met de op haar rustende zorgplicht.
Bestuurder: Rabobank schendt zorgplicht door niet mee te werken aan doorstart
Wat betreft het betoog van X en meneer Y dat na een doorstart X haar betalingsverplichtingen had kunnen hervatten stelt het gerechtshof dat dat een bank niet verplicht is om een financiering aan te gaan met een nieuw te starten onderneming. Rabobank heeft naar het oordeel van het hof tegenover X niet in strijd gehandeld met de op haar rustende zorgplicht. Als laatste doen X en meneer Y nog een beroep op het feit dat de bank geen medewerking heeft willen verlenen aan een doorstart van de tegelhandel. Dit zou ook een zorgplichtschending door Rabobank zijn. Het gerechtshof verwerpt echter ook dit beroep. De aanwezigheid van een langdurige kredietrelatie is onvoldoende om een verplichting tot het sluiten van een overeenkomst aan te nemen. Het gerechtshof bekrachtigd het vonnis van de rechtbank.
Klik hier voor het volledige arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Financieel Recht Advocaten
In dit geval is de bank volgens het Gerechtshof dus rechtmatig overgegaan tot opzegging van een kredietrelatie, maar dat is lang niet altijd het geval. Niet zelden gaat een bank te lichtvaardig over tot het opzeggen van een krediet, wordt daarbij geen redelijke termijn gegeven om een andere bank te zoeken of wordt onvoldoende rekening gehouden met ernstige financiële consequenties van de opzegging. Heeft de bank ook het krediet van u of uw onderneming opgezegd? Of dreigt zij dat te doen? Of schendt uw bank op andere wijze haar zorgplicht? Neem hier contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten. De advocaten van Financieel Recht Advocaten hebben jarenlange ervaring met procederen tegen banken, verzekeraars en vermogensbeheerders.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
- Rabobank dient 50% faillissementstekort te vergoeden na directe kredietopzegging;
- Opzegging kredietrelatie in strijd met zorgplicht bank?;
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant