Uitspraak: Bank schendt zorgplicht door overkreditering

Meneer A heeft in 2004 een kredietovereenkomst gesloten met de rechtsvoorganger van bank X. Kort nadat het krediet is afgesloten is het krediet in 2004 verhoogd en vervolgens heeft in 2005 een tweede verhoging plaatsgevonden. Op 6 juli 2016 heeft meneer A bij bank X een klacht ingediend. A stelt dat bij het sluiten van de overeenkomst en zowel de verhoging van 2004 als 2005 de bank haar zorgplicht heeft geschonden. Volgens meneer A is sprake van overkreditering en had bank X hem de lening niet mogen verstrekken. In reactie op de klacht stelt de bank dat zij de klacht niet in behandeling kan nemen.

Bank schendt haar zorgplicht bij het aangaan van de kredietovereenkomst

Meneer A is niet tevreden met de conclusie van bank X en stapt naar de rechter. In eerste aanleg vordert meneer A dat de kantonrechter bepaalt dat bank X jegens A haar zorgplicht heeft geschonden dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. Daarom moet bank X alle schade die A heeft geleden of nog zal lijden vergoeden. Daarnaast vordert meneer A dat bank X hem een bedrag van €12.456,18 betaald. Op 31 mei 2017 bepaald de kantonrechter dat bank X enkel bij het aangaan van de overeenkomst in 2004 haar zorgplicht heeft geschonden. Vanwege deze zorgplicht schending moet bank X alle schade, nader op te maken bij staat, die meneer A daardoor heeft gelden vergoeden. De overige vorderingen van meneer A worden afgewezen.

Beide partijen gaan in hoger beroep

Zowel meneer A als bank X gaan tegen de uitspraak van de kantonrechter in hoger beroep. Meneer A is het niet eens met de kantonrechter dat bank X enkel bij het aangaan van het krediet haar zorgplicht heeft geschonden. Meneer A stelt dat bank X ook bij de verhogingen in 2004 en 2005 haar zorgplicht jegens hem heeft geschonden. Bank X voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter X ten onrechte als bank heeft aangemerkt. Daarnaast stelt bank X dat de kantonrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat zij tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens meneer A wat betreft de kredietverlening in 2004. Meneer A heeft niet tijdig geklaagd waardoor de vordering is verjaard.

Bank kan beroep op verjaring niet onderbouwen

In hoger beroep stelt bank X dat meneer A niet binnen bekwame tijd heeft geklaagd over de vermeende zorgplichtschending. Op grond van de wet mag een schuldenaar geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie indien zij daar niet binnen bekwame tijd over klaagt bij de schuldeiser. In dit geval was meneer A volgens bank X al in 2004 op de hoogte van de overkreditering. Door pas na 12 jaar bij de bank te klagen over deze overkreditering heeft meneer A te laat geklaagd. De vordering van meneer A is daarom verjaard, aldus bank X. Het hof overweegt dat het verweer van bank X een bevrijdend verweer is. Daarom moet bank X haar verweer voldoende onderbouwen met feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat meneer A al in 2004 van de overkreditering op de hoogte was. Naar het oordeel van het hof is bank X in deze procedure er niet in geslaagd om te bewijzen dat meneer A sinds 2004 op de hoogte was van de overkreditering. Het beroep op verjaring van bank X treft daarom geen doel.

Bank schendt zorgplicht door overkreditering

Voorts voert bank X in hoger beroep aan dat zij niet aangemerkt kan worden als bank. In dat geval zou de verplichting om te waken voor overkreditering en de VFN gedragscode uit 2004 niet van toepassing zijn. Het hof overweegt dat dit verweer van bank X geen doel treft. Bank X heeft immers eerder in deze procedure erkent dat op haar de verplichting om te waken voor overkreditering rust. Tevens heeft zij de toepasselijkheid van de gedragscode erkend. Om te beoordelen of sprake is van overkreditering heeft de kantonrechter in eerste aanleg een berekening gemaakt in overeenstemming met de gedragscode. Op basis van die berekening bleek al dat bij de kredietverlening in 2004 sprake is geweest van overkreditering door bank X. Het hof sluit zich daarom aan bij het oordeel van de kantonrechter dat sprake is geweest van overkreditering. Dit betekend dat bank X bij de kredietverlening in 2004 haar zorgplicht om te waken voor overkreditering jegens meneer A heeft geschonden.

Geen sprake van overkreditering bij verhogingen

In hoger beroep heeft meneer A aangevoerd dat niet alleen bij de kredietverlening in 2004 maar ook bij de verhogingen in 2004 en 2005 sprake is geweest van overkreditering. In eerste aanleg heeft de kantonrechter berekeningen gemaakt op basis van de situaties ten tijde van de kredietverhogingen. Uit deze berekeningen blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat in beide gevallen geen sprake was van overkreditering. Meneer A heeft in hoger beroep bezwaren gemaakt tegen de berekeningen van de kantonrechter. Het hof is echter van oordeel dat de bezwaren van meneer A onvoldoende duidelijk zijn. Het hof neemt daarom de berekeningen van de kantonrechter als uitgangspunt. Dit betekend dat het hoger beroep van meneer A faalt.

Hof sluit aan bij kantonrechter

Het hof komt tot de conclusie dat zowel het hoger beroep van meneer A als het hoger beroep van bank X faalt. Daarmee komt het hof tot de beslissing het vonnis van de kantonrechter uit 2017 te bekrachtigen.

Lees hier de volledige uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Jamiro van de Wiel

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant