Op 3 februari 2000 heeft mevrouw V een levensverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden (hierna: NN). Deze verzekering keert een bedrag van €88.487 uit op 2 februari 2028 of, wanneer mevrouw V eerder komt te overlijden, na haar dood. De maandelijkse premie wordt door NN middels automatische incasso afgeschreven. Met het opgebouwde bedrag moet de hypothecaire lening waar de verzekering aan is gekoppeld worden afbetaald. In de voorwaarden staat dat wanneer de premie niet binnen 30 dagen na de vervaldag is voldaan, de verzekering premievrij mag worden gemaakt. Wanneer het vanaf maart 2015 niet langer mogelijk is om de premie te incasseren stuurt NN verschillende herinneringen aan mevrouw V. Op deze brieven krijgt NN geen reactie. Op 1 juli 2015 stuurt NN een laatste betalingsherinnering. In deze brief wordt de mogelijkheid geboden om de premieachterstand te betalen middels een betalingsregeling of de verzekering te wijzigen. Twee dagen na de laatste betalingsherinnering lukt het NN om het premie bedrag van de rekening te incasseren. Met deze betaling wordt de premie van 3 maart 2015 voldaan. Daarna heeft NN de automatische incasso stopgezet per 3 augustus en op 5 oktober de verzekering premievrij gemaakt. Het verzekerd kapitaal is daardoor verlaagt van €88.487 naar €41.512. Op 29 december 2016 overlijdt mevrouw V. Haar woning wordt door haar zus, mevrouw C, verkocht. NN keert een bedrag van €41.854 na het beëindigen van de levensverzekering en de hypothecaire lening wordt daarmee volledig afbetaald.
Geschillencommissie is van oordeel dat Nationale Nederlanden haar waarschuwingsplicht schendt
Mevrouw C is het niet eens met de wijze waarop NN de verzekering premievrij heeft gemaakt. Zij dient een klacht tegen de verzekeraar in bij het Kifid. Mevrouw C is van mening dat NN de automatische incasso niet per 3 augustus had mogen stopzetten omdat er een succesvolle incasso heeft plaatsgevonden op 3 juli 2015. Door het stopzetten van de automatische incasso is de premieachterstand opgelopen en heeft NN de verzekering premievrij gemaakt. De schade is volgens mevrouw C bijna €44.000. De klacht wordt behandelt door de Geschillencommissie van het Kifid. De Geschillencommissie overweegt dat de termijn waar NN zich op beroept een termijn is van een maand. NN heeft beargumenteerd dat dit gelezen moet worden als 30 dagen. De Geschillencommissie gaat hier niet in mee en is van oordeel van een maand langer kan zijn dan 30 dagen. Door een termijn van 30 dagen aan te houden heeft NN niet voldaan aan haar waarschuwingsplicht. Daarmee komt de schade die is ontstaan, begroot op bijna €44.000, voor rekening van NN.
Nationale Nederlanden gaat in beroep tegen de uitspraak van de Geschillencommissie
De verzekeraar is het niet eens met de uitspraak van de Geschillencommissie en gaat in hoger beroep bij de Commissie van Beroep van het Kifid. In haar beroepschrift voert de verzekeraar drie beroepsgronden aan. In de eerste plaats moet de termijn van één maand, ongeacht de lengte van de maand, worden gelezen als 30 dagen. Ten tweede voert NN aan dat mevrouw V haar premie ook niet zou hebben betaald indien zij een dag extra de tijd had gekregen. Als laatste wordt gesteld dat het toepassen van de termijn van een maand hier onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. NN heeft een ruime termijn in acht genomen voordat zij is overgaan tot het premievrij maken van de levensverzekering.
Commissie van Beroep doet onderzoek naar wetshistorie
In haar eerste beroepsgrond stelt NN dat de termijn van een maand gelijk gesteld kan worden aan een termijn van 30 dagen. Dit zou gangbaar zijn in het normale spraakgebruik. De Commissie van Beroep stelt dat voor de uitleg van het begrip “een maand” de bedoeling van de wetgever belangrijker is dan het normale spraakgebruik. Om de bedoeling van de wetgever te achterhalen doet de Commissie onderzoek naar de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:980 lid 1 BW, het artikel waarin de termijn van een maand staat. Uit haar onderzoek concludeert de Commissie van Beroep dat de termijn van een maand niet altijd gelijk is aan dertig dagen. De wetgever heeft bedoeld dat de termijn van een maand verstrijkt op dezelfde dag van de maand, in de daarop volgende maand. Dit is het geval ongeacht of de maand 28, 30 of 31 dagen heeft. Ter illustratie geeft het Kifid het voorbeeld dat een termijn gesteld op 15 april of op 1 juli ten minste dient te lopen tot 15 mei of 1 augustus. Het is derhalve afhankelijk van de desbetreffende maand of de termijn verstrijkt na 30 of 31 dagen. Met deze uitkomst komt de Commissie van Beroep tot het oordeel dat de eerste beroepsgrond van NN faalt.
Termijn van een maand is een dwingende termijn uit de wet
De tweede beroepsgrond van NN ziet op het feit dat wanneer de termijn voor betalen één dag langer geweest zou zijn, mevrouw V haar premie ook niet betaald zou hebben. Met deze stelling maakt de Commissie van Beroep korte metten. De termijn van een maand is een wettelijke termijn. Van deze termijn mag niet worden afgeweken ten nadele van een verzekeringsnemer. In dit geval kan mevrouw V zonder twijfel worden aangemerkt als een verzekeringsnemer. De aard en strekking van de dwingende termijn in art. 7:980 lid 1 BW doet de Commissie van Beroep concluderen dat ook de tweede beroepsgrond van de verzekeraar faalt.
Beroep op redelijkheid en billijkheid faalt
Met haar laatste beroepsgrond betoogt NN dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een beroep te doen op de termijn van een maand. Mevrouw V heeft zich immers, ongeacht de duur van een maand, niet aan de door de verzekeraar gestelde termijn gehouden om alsnog de premie te voldoen. De Commissie van Beroep is het eens met de verzekeraar dat het feit dat mevrouw V, ongeacht de termijn, haar premie niet heeft betaald van belang is. Daartegenover staat dat de omstandigheden van mevrouw V ook niet uit het oog verloren moeten worden. Mevrouw V leedt aan een psychische stoornis waaraan zij uiteindelijk is overleden. Door deze stoornis maakte zij al lange tijd haar post niet meer open. In augustus 2015 heeft een medewerker van de hypotheek afdeling van NN met mevrouw V gesproken over de betalingsachterstand van de hypotheek die zij bij NN had. In dit gesprek had de medewerker haar ook moeten wijzen op de mogelijke gevolgen van haar premieachterstand voor de verzekering. Door dit niet te doen heeft de verzekeraar haar zorgplicht jegens mevrouw V geschonden. Met deze conclusie faalt ook de derde en laatste beroepsgrond van NN. De Commissie van Beroep van het Kifid heeft hiermee alle beroepsgronden van de verzekeraar beoordeeld. Zij komt tot het oordeel dat de uitspraak van de Geschillencommissie in stand kan blijven. Daarmee blijft NN verplicht om de schadevergoeding van €44.000 te betalen aan mevrouw Y.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Commissie van Beroep van het Kifid.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant