De B.V. is een advocatenkantoor en houdt een betaal- en spaarrekening bij Rabobank. Eind 2016 heeft bestuurster van de B.V. haar bankpas met pincode ter beschikking gesteld aan een stagiaire die werkzaam was op de administratie van haar kantoor. Bestuurster heeft de bankpas vervolgens retour ontvangen en in haar werktas gestopt, die altijd naast haar bureau op kantoor stond.
Vroeg in de ochtend op 25 januari 2017 is 94.000 euro van de spaarrekening overgeboekt naar de betaalrekening, vervolgens is dit bedrag overgeboekt naar een ING-rekening van een natuurlijk persoon. Deze overboekingen zijn door een onbekende uitgevoerd.
Op 25 januari 2017 omstreeks 19.17 uur heeft bestuurster telefonisch melding gedaan bij Rabobank van het verlies van haar bankpas. Ten tijde van deze melding was reeds 49.000 euro van de ING-rekening uitgegeven/opgenomen; er stond toen nog 45.000 euro op de ING-rekening. Dit bedrag is de dag na de melding in tranches opgenomen of uitgegeven.
De beoordeling in eerste aanleg
De B.V. vordert dat Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van 45.000 euro. Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat schade is geleden doordat Rabobank onzorgvuldig heeft gehandeld nadat zij melding had gemaakt van het verlies van de bankpas en een derde op de hoogte was van haar pincode. De rechtbank heeft geoordeeld dat de mate van eigen schuld dermate groot is dat de schade die bestuurster heeft geleden voor rekening van haar moet blijven.
De beoordeling in hoger beroep
De B.V. stelt zich op het standpunt dat, had Rabobank adequaat gehandeld, het toen nog op de ING-rekening staande bedrag van € 45.000 veiliggesteld had kunnen worden. De bank beroept zich op grove nalatigheid en eigen schuld van bestuurster doordat zij haar pincode aan haar stagiaire heeft meegedeeld en haar bankpas niet veilig heeft opgeborgen.
Grove nalatigheid bestuurster
Het hof stelt vast dat sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van bestuurster. Zij bewaarde haar bankpas in haar werktas, een plek die gemakkelijk toegankelijk is voor kantoorgenoten als zij niet op haar werkplek zat.
Zorgplicht Rabobank
Het hof overweegt dat van de bij de melding betrokken bankmedewerkster in redelijkheid mogen worden verwacht dat zij actief onderzoek had gedaan, aangezien een groot financieel belang van de rekeninghouder in het geding was. Wanneer zij nader onderzoek had gedaan, had zij gezien dat die ochtend een overboeking was gedaan. Uit de melding van bestuurster had het de bankmedewerkster duidelijk moeten zijn geweest dat bestuurster deze overboekingen niet had gedaan, aangezien zij meedeelde dat € 94.000 op “de rekening” stond. Blijkens de Algemene Voorwaarden worden na een melding “onmiddellijk geëigende maatregelen [genomen] ter voorkoming van misbruik”. Van Rabobank mocht volgens het hof dan ook verwacht worden dat zij contact opnam met ING, zodat de ING-rekening zou worden geblokkeerd.
Het hof concludeert dat Rabobank niet aan haar plicht, op grond van de Algemene Voorwaarden, heeft voldaan om de schade voor de B.V. op grond van de te beperken.
Gelijke mate van schuld
Het hof komt tot de conclusie dat dat beide partijen in gelijke mate de schade van 45.000 euro van de B.V. veroorzaakt hebben. Dat is reden om de schade 50/50 over beide partijen te verdelen.
De beslissing
Het hoger beroep slaagt. Het hof veroordeelt Rabobank om aan de B.V. te betalen 22.500 euro.
Lees hier de hele uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant