In een recente uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat geldverstrekker RNHB de leningen van familie [achternaam] niet zonder gegronde reden mag beëindigen. De familie had leningen afgesloten voor hun vastgoedprojecten maar RNHB wilde deze plots stopzetten.
Achtergrond van de zaak
Familie [achternaam] bestaat uit: [eiser sub 2] is de vader van [eiser sub 3], [eiser sub 4], [eiser sub 5] en [eiser sub 6]. De zonen zijn aandeelhouders van het bedrijf [eiseres sub 1], dat investeert in woningen. De familie heeft verschillende geldleningsovereenkomsten afgesloten bij de RNHB voor de financiering van onroerende zaken. De totale waarde van de leningen is minimaal 7.5 miljoen euro. Deze leningen hebben looptijden van 60 maanden met vervaldatums tussen 1 juli 2024 en 1 maart 2027. Op 23 en 26 september 2022 stuurde de RNHB brieven naar de familie waarin zij alle lopende leningen per 31 december 2023 wilden beëindigen, gebaseerd op een klantonderzoek volgens de wwft. De familie startte een kort geding, maar hun vorderingen verder afgewezen. Hierna zijn zij een uitgebreide rechtszaak gestart om het besluit aan te vechten.
De vorderingen
De familie wil een verklaring dat de geldleningsovereenkomsten niet opgezegd mogen worden en dat de geleende bedragen niet voor de vervaldatums mogen worden opgeëist, onder dwangsom van 1 miljoen euro per geldlening. Als deze vordering wordt afgewezen wil de familie zes maanden de tijd krijgen de geldleningen ergens anders onder te brengen. De RNHB voert verweer en geeft aan verplicht te zijn volgens de wwft om de geldleningsovereenkomst stop te zetten, omdat zij het klantonderzoek niet kon voltooien.
De beoordeling
De rechtbank oordeelt dat de RNHB de geldleningsovereenkomsten apart had moeten beoordelen en niet deze als een geheel samennemen. Nu zij dit niet gedaan heeft is de opzegging onvoldoende gemotiveerd. De RNHB constateerde dat de familie betrokken was bij meerdere ABC-transactie waarbij een onroerend goed in en periode van zes maanden of minder meerdere malen verkocht wordt. De RNHB vond dit verdacht maar de rechtbank oordeelde dat dit geen redelijke opzeggingsgrond is, omdat de leningen niets te maken hadden met deze transacties. De rechtbank was het niet eens met het argument van de RNHB dat zij onvoldoende medewerking hadden ervaren van de familie, zij stelde juist dat de RNHB onvoldoende had aangetoond dat het onderzoek niet kon worden afgerond door toedoen van de familie. Tot slot stelde de rechtbank dat de RNHB de overeenkomsten niet mocht opzeggen en geheel in stand bleven, er wordt geen dwangsom opgelegd omdat RNHB zegt zich aan de uitspraak te zullen gaan houden.
Financieel recht advocaten
De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het beëindigen van geldleningsovereenkomsten door financiële instellingen. Heeft u vergelijkbare problemen? Neem direct contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant