Uitspraak: Schending in precontractuele fase leidt tot vernietiging kredietovereenkomst

A heeft bij Rabobank een betaalrekening lopen, waarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Op enig moment heeft A een ongeoorloofde debetstand. De bank heeft meerdere malen gevraagd om tot betaling van het debetsaldo over te gaan. Dit heeft A niet gedaan.

Vordering

Rabobank wil dat A de betaling van de debetstand voldoet. De bank vordert een bedrag van 839,17 euro vermeerderd met rente en kosten. Daarbij stelt de bank zich op het standpunt dat aan A geen krediet is verleend.

Beoordeling

De rechter constateert allereerst dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van art. 111 lid 2 sub d en 21 Rv. Uit de producties die de bank heeft overlegd, blijkt dat de bank een doorlopend krediet heeft verstrekt op de betaalrekening ter hoogte van 1.000 euro. Per maand zou 20 euro worden afgelost. Ook blijkt dat de bank de kredietovereenkomst in 2015 eenzijdig heeft gewijzigd van een doorlopend krediet in een kortlopend krediet. De bank heeft daarbij de kredietsom verlaagd en gesteld dat het krediet eens in de drie maanden moest worden afgelost.

De rechter heeft de bank in de gelegenheid gesteld om een informatieformulier in te vullen en dit in het geding in te brengen. De bank heeft dit op 13 september 2019 gedaan. De bank stelt dat de bankrekening op 19 september 2007 is geopend en een krediet is toegekend op 10 februari 2014. De kredietovereenkomst is per telefoon overeengekomen en daarom digitaal ondertekend. De bank voert aan dat zij aan haar informatieplicht heeft voldaan.

De rechter oordeelt dat de bank in 2015 de overeenkomst heeft gewijzigd en dat de eenzijdige wijziging niet is toegelicht. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat A met de wijziging heeft ingestemd. De wijziging is niet rechtsgeldig tot stand gekomen. De rechter gaat uit van de overeenkomst die in 2014 tussen partijen tot stand is gekomen.

De bank had de plicht om voor de totstandkoming van de kredietovereenkomst informatie te verzamelen over de financiële positie van A en had moeten beoordelen of het aangaan van de overeenkomst verantwoord was. Ook had de bank geruime tijd voor het aangaan van de kredietovereenkomst de belangrijkste kenmerken van het krediet en overige informatie met A moeten bespreken. Het is onvoldoende gesteld/gebleken dat de bank aan deze verplichtingen heeft voldaan. De summiere telefonische toelichting is onvoldoende. Daarnaast is de kredietwaardigheidscheck uitgevoerd nadat de overeenkomst was gesloten.

Rabobank had met A een kredietrelatie ten aanzien van de bankrekening. Nu een schending van de informatieverplichting heeft plaatsgevonden, vernietigt de rechter de kredietovereenkomst. Hierdoor is er geen grondslag meer om bij A kosten en rente in rekening te brengen. A moet de roodstand terugbetalen (art. 6:203 BW). Het gaat om een bedrag van 455 euro.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.

Lenie Spoor

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant