Uitspraak: HBU Bank schendt haar zorgplicht niet

Bank HBU heeft aan A een rekeningcourantkrediet van 650.000 euro verstrekt tegen een debetrente van 4,5% per jaar. A wilde met het geld zijn inleg in de te kopen participatierechten van 1.000.000 euro in NovaCap Termijnfonds CV realiseren. HBU heeft het krediet verstrekt onder de voorwaarden en zekerheden die in de kredietovereenkomst van 4 juni 2003 zijn vermeld.

NovaCap Termijnfonds CV was een beleggingsfonds met een looptijd van 1 mei 2003 tot 1 december 2004 en een totale inleg van 85.200.000 euro. Dit fonds belegde in vorderingen uit termijntransacties in nieuwe tulpenbolrassen. Een belangrijke speler was NovaCap Agricola BV. Van deze vennootschap was B onder andere de directeur en middellijk aandeelhouder. Een andere belangrijke speler was SBC. Vanouds is deze vennootschap de marktleider in de termijnhandel in nieuwe tulpenbolrassen. Van deze vennootschap is A directeur en aandeelhouder.

Na surseances van betaling zijn SBC en de aan haar gelieerde Stichting Derdengelden failliet verklaard. Daardoor is NovaCap Termijnfonds CV niet in staat geweest om aan haar verplichtingen te voldoen, waardoor grote verliezen zijn ontstaan. Drie jaar later zijn NovaCap Termijnfonds CV en NovaCap Agricola BV eveneens failliet verklaard. Over de gevolgen lopen meerdere procedures, waaronder ook strafrechtelijke onderzoeken.

In verband met de inleg in NovaCap Termijnfonds CV hebben A en zijn echgenote een hypothecaire lening aangevraagd van 2.600.000 euro voor de aanschaf van een villa. HBU heeft een bankgarantie gesteld van 235.000 euro. A en zijn echtgenote hebben aan HBU van omtrent deze bankgarantie alle mogelijke vrijwaringen gegeven.

HBU heeft het aangevraagde hypothecaire krediet van 235.000 euro niet verstrekt. Dit hangt samen met het feit dat surseance is uitgesproken en het faillissement van SBC. De verkopers van de villa hebben de koopovereenkomst wegens wanbetaling ontbonden en aanspraak gemaakt op de contractuele boete van 235.000 euro. HBU heeft dit bedrag moeten betalen. HBU heeft vervolgens de privérekening van het echtpaar belast met 235.000 euro.

Na sommaties tot betaling heeft de HBU de twee kredieten opgezegd en opgeëist. Echter, dit heeft niet tot betaling geleid en ook de zekerheden blijken niets waard te zijn. ABN AMRO heeft als gevolmachtigde conservatoir beslag gelegd op onroerend goed van het echtpaar.

ABN AMRO vordert dat de vorderingen opeisbaar worden aangezien de kredieten door wanbetaling niet worden voldaan. A beroept zich op schending van de zorgplicht en wanprestaties door HBU. A vordert dat HBU wordt veroordeeld dat wordt voldaan het bedrag van de betreffende kredietverlening en de bankgarantie, vermeerderd met de betaalde rente en kosten en verminderd met hetgeen in conventie mocht worden afgewezen, althans tot veroordeling van HBU tot betaling van de door A geleden schade, nader op te stellen bij staat, althans tot een bedrag van 1.000.000 euro te vermeerderen met de rente, met de gebruikelijke nevenvorderingen.

Daarnaast heeft A ook nog een incidentele vordering ingesteld (artikel 843a Rv). Hij vordert HBU te veroordelen om hem inzage in en afschrift van al zijn kredietgegevens en overige gegevens aanwezig in de administratie van HBU te verstrekken.

De beoordeling

De hoofdsom van 910.089,30 euro bestaat uit de optelsom van twee deelvorderingen. Enerzijds bestaat deze uit het debetsaldo van de heer A. Anderzijds bestaat de hoofdsom uit het debetsaldo van het echtpaar. A heeft aangevoerd dat ABN AMRO niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet zou blijken dat ABN AMRO “gevolmachtigd is in rechte nakoming te vragen van de kredietovereenkomst dan wel met toestemming van de pandhouder” procedeert. De rechtbank volgt A niet in dit verweer nu ABN AMRO een volmacht heeft verkregen van HBU. Dit is voldoende om gevolmachtigd namens HBU te procederen.

Het is de maatschappelijke functie van banken dat een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens hun cliënten als ten opzichte van derden met wier belangen banken rekening behoren te houden. De omvang en reikwijdte van die bijzondere zorgplicht hangen af van de bijzondere omstandigheden van het concrete geval, en jegens de bankcliënt vooral van de aard van de door de bank verleende dienst. De rechtbank oordeelt dat HBU slechts als kredietverstrekker is opgetreden en niet als beleggingsadviseur of effectenbemiddelaar. ABN AMRO en HBU hebben er terecht op gewezen dat A via SBC een centrale rol vervulde en optrad als een ervaren deskundige in de temrijnhandel in nieuwe tulpenbollenrassen.

A heeft geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die kunnen bijdragen aan de bewering dat HBU toch als beleggingsadviseur of als effectenbemiddelaar is opgetreden. HBU hoefde dus niet te voldoen aan de gestelde vergaande verplichtingen zoals het opstellen van een beleggingsprofiel en overige risicoprofielen, het waarschuwen voor de risico’s van deze belegging met geleend geld, het hanteren van margin-regelingen enzovoort. Daardoor heeft HBU de vergaande zorgplicht niet geschonden.

De vraag die speelt is of HBU als kredietverstrekker van 650.000 euro tegenover A de zorgplicht heeft geschonden. A beweert namelijk dat roekeloos is gehandeld. Het bewijsstuk voor krediet blijkt alleen het (blinde) vertrouwen in A te zijn. Van een serieuze toets van de kredietwaardigheid is geen sprake geweest, zodat HBU haar zorgplicht heef geschonden in beginsel voor die schade aansprakelijk is. Echter, de rechtbank is van oordeel dat het causale verband ontbreekt.

De rechtbank bekijkt vervolgens het door HBU opgeëiste krediet van 650.000 euro. Gesteld werd dat slechts een mondelinge voorwaardelijke hypotheektoezegging was gedaan, waardoor geen overeenkomst tot stand is gekomen. A heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die stellen dat HBU wel een onvoorwaardelijke hypotheektoezegging heeft gedaan. A had zich verplicht HBU zijn rekening zo spoedig mogelijk met het bedrag van de bankgarantie van 235.000 euro te crediteren.

Alle verweren die A heeft aangevoerd in verband met de bankgarantie falen. De rechtbank is van oordeel dat de verweren van A niet opgaan, zodat de vorderingen in beginsel moeten worden toegewezen. De vorderingen in reconventie van A worden afgewezen. De incidentele vordering van A wordt ook afgewezen door gebrek aan belang.

Tegen de door ABN AMRO namens HBU gevorderde som van 910.089,30 euro heeft A geen specifiek verweer gevoerd. De rechtbank oordeelt dit bedrag toewijsbaar.

Ten aanzien van het krediet van 235.000 euro geldt hoogstwaarschijnlijk niet de specifieke contractuele rente van 4,5%. De rechtbank zal echter ook dit deel van de vordering toewijzen, omdat ook ten aanzien van deze rekening-courant als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat enig contractueel rentepercentage zal gelden voor debetstanden, welk percentage normaliter veel hoger zal liggen dan 4,5.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant