Uitspraak: Van Lanschot cedeert vordering van bijna € 4,5 miljoen aan Promontoria, pandrecht gaat mee over

Meneer E heeft in 2008 een rekening courant faciliteit en een geldlening van € 3 miljoen bij Van Lanschot afgesloten. Om zeker te zijn van terugbetaling van deze kredietfaciliteit heeft Van Lanschot een eerste recht van hypotheek gevestigd tot een bedrag van € 3,8 miljoen op onroerend goed. Ook heeft meneer E de rechten uit de huurovereenkomsten van deze onroerende zaken verpand aan Van Lanschot. Daarnaast is er in november 2008 ook tot zekerheid voor terugbetaling een eerste recht van hypotheek verleend op een ander onroerend goed tot een bedrag van € 750.000,-.

Van Lanschot draagt de kredietovereenkomst over aan Promontoria

Vanaf 2009 kan meneer E de betalingsverplichting uit hoofde van de kredietovereenkomst niet meer voldoen waarnaar Van Lanschot de kredietrelatie met meneer E in november 2011 heeft ondergebracht bij de afdeling bijzonder beheer. In augustus en september 2015 heeft Van Lanschot meneer E geïnformeerd over het voornemen om haar rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst over te dragen aan Promontoria. Daarnaast wilde Van Lanschot de vorderingen uit de kredietovereenkomst aan Promontoria cederen. Dit is op 30 september 2015 ook daadwerkelijk gebeurt. Van Lanschot heeft per brief op 7 oktober 2015 aan meneer E medegedeeld dat de kredietovereenkomst en bijbehorende vorderingen zijn overgedragen aan Promontoria.

Meneer E heeft vervolgens niet voldaan aan zijn verplichtingen die voortvloeide uit de kredietovereenkomst waarnaar Promontoria is overgegaan tot het uitwinnen van haar pandrecht. Meneer E heeft Van Lanschot gedagvaard in een bodemprocedure bij de rechtbank waarnaar de rechtbank de contractoverneming nietig heeft verklaard. De cessie is echter wel in stand gebleven. Meneer E had daarnaast nog een schadevergoeding gevorderd maar ook deze heeft de rechtbank afgewezen. Zowel Van Lanschot als meneer E zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis.

Er is vervolgens een kort geding gestart door meneer E. In dit kort geding vordert meneer E dat de bank veroordeelt wordt tot primair het betalen van € 300.000,- en een subsidiair het betalen van een voorschotbedrag van € 100.000,-. Meneer E legt de volgende argumenten ten grondslag aan zijn stelling. De rechtbank heef de contractsoverneming door Promontoria nietig verklaard. De cessie is dan wel in stand gebleven maar door deze cessie zijn de pandrechten niet mee over gegaan. Promontoria heeft dan ook ten onrechte de pandrechten op de huurvorderingen ingeroepen.

Voorzieningenrechter moet zijn vonnis afstemmen op oordeel van de bodemrechter

Door wanprestatie en het onrechtmatig handelen van Van Lanschot is meneer E € 300.000,- aan huuropbrengsten misgelopen. Op grond van een eerder arrest van de Hoge Raad moet de voorzieningenrechter zijn vonnis in beginsel afstemmen op het oordeel van de bodemrechter. Er is geen sprake van een kennelijke misslag ten aanzien van de feiten of het recht. De voorzieningenrechter gaat er dan ook van uit dat de overeenkomsten tussen Van Lanschot en meneer E niet zijn overgegaan naar Promontoria. Het feit dat de bodemrechter de vorderingen tot nietigverklaring van de cessie heeft afgewezen brengt echter niet mee dat de voorzieningenrechter van de geldigheid van de cessie uit moet gaan. Echter, in dit kort geding is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een ongeldige cessie. Op grond van artikel 6:142 van het Burgerlijk Wetboek is het pandrecht, dat als nevenrecht is verbonden aan de gecedeerde vorderingen, met de cessie op grond van artikel 3:94 van het Burgerlijk Wetboek van rechtswege mee overgegaan op Promontoria.

De overgedragen vordering dient in voldoende mate in de akte worden bepaald. Het gaat daarbij om de gegevens aan de hand waarvan eventueel achteraf kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. Volgens de voorzieningenrechter is er aan deze eis voldaan nu bij de akte is gespecificeerd dat de vordering van Van Lanschot op meneer E van € 4.492.309,- aan Promontoria is gecedeerd.

Meneer E heeft nog een aantal stellingen aangevoerd tegen de overdracht van het pandrecht met de cessie. Deze stellingen bevatten onder andere een beroep op onoverdraagbaarheid van de vorderingen en het niet bestaan van de cessie. Alle stellingen falen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

Klik hier voor de hele uitspraak.

Financieel recht advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van onzorgvuldig handelen van uw bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

 Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Wesley van Elven

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant