In deze uitspraak van de voorzieningenrechter wordt beoordeeld of De Volksbank correct heeft gehandeld door de persoonsgegevens van meneer X en mevrouw Y op te nemen in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister, naar aanleiding van een vervalsing van hun werkgeversverklaring bij hun financieringsaanvraag.
Aanleiding
Meneer X en mevrouw Y zijn op zoek naar een nieuwe woning. Om deze nieuwe woning te kunnen bekostigen hebben zijn een financiering nodig. Begin 2017 dienen zij via hun tussenpersoon een financieringsaanvraag in bij De Volksbank. Naar aanleiding van de aanvraag brengt De Volksbank een ‘Hypotheek Uitgangspuntenplan’ uit. Dit plan wordt door X en Y ondertekend en daarmee verklaren zij dat alle gegevens correct zijn.
Als bijlage leveren X en Y een aantal documenten aan waaronder een werkgeversverklaring van mevrouw Y. Uit deze verklaring blijkt dat zij een jaarinkomen heeft van ruim €15.000. Wanneer een oplettende medewerker van De Volksbank opmerkt dat het lettertype van de ondertekening van de werkgeversverklaring anders is dan de rest van de verklaring wordt contact opgenomen met de werkgever. De werkgever verklaart dat hij niet in januari 2017, maar in december 2016 de verklaring heeft ondertekend. Daarnaast verklaart hij dat het inkomen van mevrouw slechts een kleine €4.300,- bedraagt, omdat zij minder is gaan werken.
Dit is voor De Volksbank aanleiding om contact op te nemen met mevrouw Y. Wanneer de bank haar reactie onbevredigend vindt registreert zij de persoonsgegevens van X en Y in het Incidentenregister (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor een periode van acht jaar. Daarnaast doet de bank aangifte tegen X, Y en hun (schoon)vader meneer Z. De Officier van Justitie seponeert de zaken tegen Y en Z vanwege onvoldoende bewijs. Tegen meneer X wordt geen onderzoek ingesteld.
Kort geding door afwijzing
X en Y maken bezwaar bij De Volksbank tegen het opnemen van hun gegevens in het IR en EVR. De bank wijst dit bezwaar af. Dit is voor X en Y aanleiding om een kortgeding te starten bij de rechter. In deze procedure verzoeken zij de rechter om De Volksbank te bevelen de registraties te verwijderen en de door hen geleden schade te vergoeden.
Bij de voorzieningenrechter verklaart meneer X dat Z de werkgeversverklaring heeft vervalst. Hij stelt dat hijzelf en mevrouw Y niet op de hoogte waren van de vervalsing en dat Z deze verklaring zonder hun medeweten heeft toegevoegd aan de aanvraag. Voorts verklaart meneer X dat de werkgever van Y toezegging heeft gedaan dat mevrouw Y meer uren kan gaan werken waardoor haar inkomen hoger wordt. X verklaart verder dat hijzelf en mevrouw Y altijd te goeder trouw hebben gehandeld.
De Volksbank heeft correct gehandeld
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het vervalsen van een werkgeversverklaring valt aan te merken als valsheid in geschriften. Het gebruiken van de valse verklaring levert een poging tot oplichting op. Deze omstandigheden zijn voldoende om de gegevens van X en Y op te nemen in het IR en het EVR.
De voorzieningenrechter kan niet meegaan in de stelling van X en Y dat hen geen verwijt kan worden gemaakt omdat Z de verklaring heeft vervalst. Hoewel de rechter niet uitsluit dat Z de verklaring van de werkgever heeft vervalst, kan uit de aangeleverde bewijsstukken niet worden opgemaakt dat X en Y van niets wisten. Omdat Y en Z niet aanwezig waren bij de zitting was het voor de rechter niet mogelijk om de geloofwaardigheid van hun schriftelijke verklaringen te beoordelen.
Vervalsing werkgeversverklaring
Het feit dat X en Y een valse verklaring hebben aangeleverd bij hun financieringsaanvraag leidt er volgens de voorzieningenrechter toe dat sprake is van valsheid in geschriften en poging tot oplichting. Nu X en Y samen de aanvraag hebben ingediend, geldt dit voor zowel meneer als mevrouw. Het feit dat het Openbaar Ministerie niet overgaat tot vervolging, verandert het oordeel van de rechter niet. De Volksbank stelt dat uit de sepotbrief van het OM niet duidelijk wordt om welke gedragingen het gaat, waardoor die verklaring niet tot de conclusie kan leiden dat X en Y zich niet aan strafbare feiten schuldig hebben gemaakt. De rechter volgt de bank in deze stelling. De voorzieningenrechter concludeert dat de registraties niet onrechtmatig zijn. De vordering van X en Y om de gegevens uit het IR en het EVR te verwijderen wordt daarmee afgewezen.
Lees de volledige uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland over de vervalsing van de werkgeversverklaring.
Financieel Recht Advocaten
Heeft de bank uw persoonsgegevens opgenomen in het IR of het EVR? En bent u van mening dat dit onrechtmatig is? Neem dan hier contact op met een van onze advocaten. De advocaten van Financieel Recht Advocaten zijn gespecialiseerd in het procederen tegen banken en andere financiële instellingen.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant