Uitspraak: Wijziging rentetarief niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Meneer A heeft in december 2005 een hypothecaire lening afgesloten van €290.000 bij de bank. Deze lening is volledig aflossingsvrij en heeft een rente die voor vijf jaar is vastgesteld op 3,65%. In oktober 2007 wordt op zijn verzoek de lening verhoogt met €35.000. Dit tweede leningdeel heeft ook een vaste rente voor een periode van vijf jaar. De verhoging van de lening is voor de bank aanleiding om de risicoklasse van A te verhogen. De rente op dit tweede leningdeel bedraagt daarom 5,7%.
Eind 2010 loopt de vaste rente periode van de eerste lening af. Meneer A kiest voor een variabele rente. Twee jaar later loopt de rente vaste periode van het tweede leningdeel af. Voor dit deel kiest meneer A voor een vaste rente voor wederom vijf jaar. De rente voor dit deel wordt verlaagt van 5,7% naar 5,6%.
In 2015 heeft A moeite om zijn betalingsverplichtingen te voldoen. In overleg met zijn tussenpersoon en de bank krijgt hij een derde lening van €7.000. Dit bedrag wordt gebruikt om zijn rente achterstand af te lossen.
In 2018 verzoekt meneer A de bank om de rente voor alle drie de leningdelen weer vast te zetten. De bank gaat akkoord en zet de rente van het eerste en tweede deel vast op 2,85%, het derde deel krijgt een vaste rente van 2,75%.

Rente is te hoog en bank is niet transparant over opbouw rentetarief

Meneer A dient op 11 januari 2018 een klacht in. Hij is van mening dat de bank al sinds 2005 een te hoge rente in rekening brengt die niet marktconform is. A onderbouwt zijn klacht met de stelling dat bij concurrerende banken de rente veel lager was en nog steeds is. De rente bij concurrerende banken en de het rentetarief van de Euribor zijn sinds 2005 flink gedaald. De rentetarieven bij de bank zijn nauwelijks gedaald. De bank heeft opgemerkt dat de rente van meneer A niet gekoppeld is aan de Euribor maar A stelt dat de rentestijgingen in 2006 en 2007 daar sterk de schijn van geven.
Tevens voert meneer A aan dat de bank niet transparant is over de opbouw van het rentetarief. Dit draagt niet bij aan de vertrouwensrelatie die de bank moet hebben met de klant. De bank schendt hiermee de bankierseed, aldus meneer A.

Bank mag rente wijzigen

In de voorwaarde van de lening heeft de bank een bepaling opgenomen die haar de bevoegdheid geeft om het rente tarief te wijzigen. Het Kifid overweegt dat de bank dus bevoegd was om de rente te wijzigen. Het wijzigen van de rente mag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar zijn. Om te bepalen of dat het geval is moet gekeken worden naar de omstandigheden van het geval. Volgens het Kifid is het van belang dat de bank de normale ontwikkelingen op de kapitaalmarkt heeft gevolgd. Daarnaast is van belang dat de bank klanten gelijk behandelt en dat klanten de mogelijkheid krijgen om van bank te wisselen als zij dat wensen.
Meneer A voert aan dat het rentetarief van de lening gekoppeld leek te zijn aan de Euribor. De bank moest dan ook het rentetarief aanpassen op basis van de ontwikkeling van de Euribor. Het Kifid kan het standpunt van A niet volgen. Uit geen enkel stuk blijkt dat het rentetarief van de lening gekoppeld was aan de Euribor en dus kon de bank ook andere factoren betrekken in de vaststelling van haar rentetarief. Denk daarbij aan de kosten van de bedrijfsvoering of concurrentieoverwegingen.
In deze procedure heeft de bank aan het Kifid een overzicht voorgelegd waarin zij haar rentetarieven naast die van andere geldverstrekkers zet. Uit dit overzicht blijkt dat de rentetarieven van de bank niet onredelijk afwijken van haar concurrenten. Daarnaast heeft de bank voldoende aangetoond dat zij aan klanten in een gelijke positie een zelfde rentetarief heeft berekend.
Gelet op deze omstandigheden is het Kifid van oordeel dat het aanpassen van het rentetarief niet onaanvaardbaar is naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De bank had de bevoegdheid om het tarief te wijzigen en heeft hier geen misbruik van gemaakt.

Beroep op schenden bankierseed kan enkel ten aanzien van individuele medewerker

Meneer A heeft in zijn klacht ook aangevoerd dat de bank zich niet heeft gehouden aan de gedragsregels die voortvloeien uit de bankierseed. Het Kifid overweegt dat meneer A dit argument niet kan aanvoeren. Een beroep op een schending van de bankierseed kan enkel ten aanzien van een individueel medewerker worden gedaan en niet ten aanzien van de bank. Indien A een melding wenst te maken over een mogelijke schending van de bankierseed, kan hij zich wenden tot de Stichting Tuchtrecht Banken.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de Geschillencommissie van het Kifid.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat uw bank een te hoge rente in rekening brengt? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Neslihan Karacaoglan

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant