Uitspraak: Tussenpersoon wijst onvoldoende op risico van werkloosheidsverzekering

Consument heeft zich in 2014 tot een financieel adviseur gewend voor advies bij het verkrijgen van een hypothecaire geldlening en aanvullende verzekeringen in verband met de aankoop van een woning.

Consument had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In een werkgeversverklaring was opgenomen dat het arbeidscontract na afloop, bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden, zou worden opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De consument is door de Adviseur geadviseerd een werkloosheidsverzekering af te nemen en heeft dat advies opgevolgd.

Na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, heeft Consument geen arbeidscontract voor onbepaalde tijd, maar opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gekregen. Consument is vervolgens per 1 januari 2017 werkloos geworden waarna hij een beroep heeft gedaan op de Verzekering.

Bij e-mailbericht van 10 februari 2017 heeft de Verzekeraar de claim van Consument afgewezen met een beroep op artikel 31.1 sub a van de Voorwaarden. 2.10 In de Voorwaarden is onder andere het volgende opgenomen:

“31.1 Voor de werkloosheidsdekking geldt dat er geen recht op een uitkering bestaat:

a. Bij het eindigen van een arbeidsovereenkomst of ambtelijke aanstelling voor bepaalde tijd. Dit geldt niet wanneer de werkloosheid valt binnen de duur van de tijdelijke arbeidsovereenkomst. De verplichting tot uitkering van de verzekeraar houdt in dat geval op te bestaan op de einddatum van de

De consument stelt vervolgens de adviseur aansprakelijk en stelt dat hem een niet passend advies is gegeven en hij onvoldoende is gewezen op de risico’s van de verzekering.

De adviseur heeft gesteld dat het advies wel passend was en dat uit de werkgeversverklaring bleek dat de werkgever van Consument het voornemen had de arbeidsovereenkomst op te zetten in een contract voor onbepaalde tijd en de adviseur hier ook vanuit mocht gaan. Daarnaast stelt de adviseur dat gemiste uitkeringen niet als schade kunnen worden gezien, omdat Consument nooit aanspraak op deze uitkeringen had kunnen maken, nu dit risico ook elders niet verzekerbaar was.

Beoordeling

De rechtsverhouding tussen Consument en Adviseur laat zich kwalificeren als een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW). Adviseur dient tegenover Consument de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht (zie onder andere Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122, NJ 2003, 375, r.o. 3.4.1.). Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag voorts worden verwacht dat hij zijn cliënt zodanig informeert over de aard van het product en de risico’s van zijn of haar keuzes, dat de cliënt vóór het sluiten van het product een weloverwogen beslissing kan nemen (zie bijvoorbeeld ook Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2012-343 en nr. 2014-411).

In het onderhavige geval blijkt dat Consument het risico van inkomensterugval als gevolg van werkloosheid wilde afdekken. Adviseur heeft daarvoor de Verzekering geadviseerd. De Commissie oordeelt dat in het onderhavige geval is niet gebleken of aannemelijk geworden dat Adviseur Consument heeft gewezen op het gegeven dat de Verzekering niet zou uitkeren bij werkloosheid na afloop van zijn arbeidscontract voor bepaalde tijd. De Commissie is van oordeel dat het gaat om een voor Consument relevant en reëel risico met het mogelijke gevolg dat Consument premie heeft betaald zonder recht op een uitkering. In de werkgeversverklaring was de voorgenomen omzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in een voor onbepaalde tijd gekoppeld aan de clausule “bij gelijkblijvend functioneren en gelijkblijvende bedrijfsomstandigheden”. Het was ten tijde van de advisering alleszins denkbaar dat de bedrijfsomstandigheden bij een werkgever zouden wijzigen met als gevolg dat de omzetting op 1 oktober 2015 niet zou plaatsvinden. Het lag daarom op de weg van Adviseur om dit risico bij zijn advisering te betrekken en de consument hier op te wijzen.

De Commissie komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat Adviseur met betrekking tot het advies over de Verzekering zijn zorgplicht heeft geschonden, omdat hij Consument onvoldoende op de ernst, omvang en de waarschijnlijkheid van de daarbij behorende risico’s heeft gewezen.

Voor wat betreft de schade is de Commissie – anders dan Consument – van oordeel dat Adviseur in ieder geval niet gehouden is om een uitkering te doen van een aantal keer de hoogte van het verzekerd maandbedrag. Zoals door de Adviseur is opgemerkt, bestaat voor inkomensterugval na het van (rechtswege) eindigen van een arbeidscontract voor bepaalde tijd geen verzekering.

Naar het oordeel van de Commissie is vanwege het tekortschieten van Adviseur in het adviestraject wel gerechtvaardigd dat Adviseur een deel van zijn adviesvergoeding terugbetaalt. Het is redelijk dat dit bedrag ten minste gelijk is aan het door Consument betaalde bedrag aan premies voor de werkloosheidsdekking.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u ook een geschil met uw verzekeraar of tussenpersoon over de uitkering van uw verzekering? Of heeft u het idee dat de verzekeraar of tussenpersoon haar zorgplicht op andere wijze heeft geschonden? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen verzekeraars, banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Klik hier voor de volledige uitspraak van het kifid.

Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant