Van Lanschot heeft twee geldleningen en een rekening-courant krediet aan appellant c.s. verstrekt. Appellant c.s. heeft daarbij voor een variabele rente gekozen.
Vervolgens wordt de rente meermaals gewijzigd. Wijzigingen van de rente op het r-c krediet deelt Van Lanschot simpelweg mede aan appellant c.s. Voor wat betreft de geldleningen doet Van Lanschot steeds aan het einde van de rente-looptijd nieuwe aanbiedingen tot verlenging aan appellant c.s. Telkens accepteert appellant c.s. deze aanbiedingen.
Appellant c.s. heeft eind 2016 de contractuele relatie met Van Lanschot beëindigd en heeft zijn financiering elders ondergebracht.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Appellant c.s. vordert Van Lanschot te veroordelen tot betaling van € 276.787,22. Volgens appellant c.s. heeft Van Lanschot namelijk diverse keren de rente verhoogd, terwijl zij hiertoe niet bevoegd was.
De rechtbank heeft de vordering van appellant c.s. in eerste aanleg afgewezen.
De beoordeling in hoger beroep
Met de eerste grief komt appellant c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat appellant c.s. op basis van de tekst van de Akte van Geldlening en/of de Wijzigingsakte mocht verwachten dat de rente gedurende een periode van vijf jaar niet zou veranderen en dat Van Lanschot na die periode een gewijzigd rentetarief mocht voorstellen.
Het probleem zit hier in de uitleg van de offerte en de wijzigingsakte. In de wijzigingsakte is opgenomen dat de debiteur “(…) gedurende de looptijd van deze lening aan de bank een rente op jaarbasis verschuldigd [zal] zijn, gelijk aan 1% boven het drie-maands EURIBOR-tarief (…)”. Hierin wordt niet geheel duidelijk dat de rente-afspraak slechts vijf jaar geldig is. Maar, vóór deze zin is wel al aangegeven dat de rente-looptijd vijf jaar bedraagt. Aan de hand van de Haviltex-norm stelt het hof dan ook vast dat appellant c.s. had moeten begrijpen dat het hier een vergissing of verschrijving betrof. En komt het hof aldus tot de conclusie dat partijen voor de duur van 5 jaar een rentetarief ter hoogte van het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag van 1% zijn overeengekomen.
Met de tweede grief betoogt appellant c.s. dat hij bij brief van 29 februari 2016 artikel 22 AV op grond van Richtlijn 93/13 heeft vernietigd, zodat Van Lanschot zich niet op dit artikel kan beroepen. Appellant c.s. doelt daarmee op “bedingen die tot doel of tot gevolg hebben […] de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen”. Het hof gaat hier echter niet in mee. De overeenkomst tussen appellant c.s. en Van Lanschot bepaalde namelijk niets over rente na vijf jaar looptijd. In die zin viel er na afloop van de eerste of een volgende renteperiode ook niets te “wijzigen” of te “herzien”, in de zin dat Van Lanschot het recht zou hebben om iets wat anders ongewijzigd zou doorlopen, aan te passen. Die bepaling van de richtlijn heeft ziet dus niet op deze situatie.
Het enige wat wordt toegewezen is een vordering met betrekking te veel betaalde rente tussen de renteherzieningsdatum en de te late totstandkoming van de nieuwe rente. Voor het overige houdt het hof de uitspraak van de rechtbank in stand.
Lees hier de hele uitspraak.
Financieel Recht Advocaten
Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant