Uitspraak: Consument en bank zijn het niet eens over te vergoeden rente gedurende nieuwe inlegperiode

Op 21 mei 2010 heeft de partner van de consument een overeenkomst met betrekking tot Rabo Doelsparen (RDS) bij de bank afgesloten. De strekking van deze overeenkomst is dat de bank tijdens de afgesproken inlegperiode van tien jaar over elke inleg op de rekening een afzonderlijk door de bank vast te stellen vaste rente vergoedt. De initiële inleg bedroeg € 50.000 en de rente bedroeg op dat moment 4%. Op 31 mei 2010 is de overeenkomst RDS opnieuw afgesloten op naam van zowel de consument als zijn partner.

In de periode tussen 31 mei 2010 en 31 mei 2020 hebben de consument en zijn partner meermaals een bedrag ingelegd. De bank na iedere inleg en na iedere jaarlijkse rentebijschrijving, over het tegoed op de RDS-rekening een middelrente (het gewogen gemiddelde van de afzonderlijke vaste rentepercentages van elke inleg) vergoed.

De consument heeft de bank op 2 januari 2020 vragen gesteld omtrent de rente van 0,15% die door de bank werd aangeboden voor een nieuwe inlegperiode.

De klacht en de vordering

Consument stelt zich op het standpunt dat uit de voorwaarden mag worden opgemaakt dat voor de nieuwe inlegperiode een vaste rente van 3,931% zal gelden, omdat in de productkenmerken 2010 is bepaald dat ‘de eerste inleg wordt vastgezet tegen de op de oorspronkelijke einddatum geldende vaste rente tot aan de nieuwe einddatum’. De ‘vaste rente’ dient te worden geïnterpreteerd als ‘het resultaat van de middelrente-berekening’, aldus de consument. De bank heeft daarentegen verklaard dat een nieuwe inlegperiode en een nieuwe einddatum wordt bepaald en dat hieruit logischerwijs voortvloeit dat een nieuwe rente wordt overeengekomen. De ‘vaste rente’ waarnaar de consument verwijst, is volgens de bank dus de ‘actuele op dat moment geldende rente’.

Aan de commissie ligt dus de vraag voor of de bank voor een nieuwe inlegperiode de middelrente, die op de einddatum van de initiële inlegperiode gold (zijnde 3,931%) aan de consument en zijn partner dient aan te bieden, dan wel de actuele rente mag aanbieden.

In zowel de overeenkomst als de voorwaarden 2010 is bepaald dat de bank over elke inleg (dus ook de nieuwe initiële inleg voor de nieuw overeen te komen inlegperiode) een nieuwe door haar vaste te stellen rente berekent en, indien van toepassing, de gemiddelde rentes neemt en zo tot een middelrente komt. De Commissie vergelijkt deze constructie met het aflopen van de rentevastperiode, ook hier doet de bank de betreffende cliënt een volledig nieuw aanbod. Op grond van de samenhang tussen de overeenkomst en de voorwaarden 2010, dient te worden geconcludeerd dat de bewoordingen in de productkenmerken 2010 (meer specifiek de zinsnede ‘de eerste inleg wordt vastgezet tegen de op de oorspronkelijke einddatum geldende vaste rente tot aan de nieuwe einddatum’) moeten worden begrepen als een nieuw door de bank te doen aanbod op basis van de op dat moment geldende tarieven, aldus de Commissie.

De commissie wijst de vordering af.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw hypotheekadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op
Fabienne de Jong

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant