Uitspraak: Consument verwijt tussenpersoon haar onvoldoende informatie te hebben gegeven

De consument heeft op 22 mei 2012 een lijfrenteverzekering afgesloten. Het gegarandeerde kapitaal bij leven was € 96.076,00. De premie bedroeg € 150,00 per maand.

Op 15 november 2018 heeft de consument met een medewerker van de tussenpersoon gesproken over haar financiële situatie in verband met haar echtscheiding.

Bij brief van 28 januari 2019 heeft de verzekeraar aan de consument bevestigd dat de verzekering per 22 januari 2019 is gewijzigd, dat hierdoor het garantiebedrag is verlaagd van € 96.076,00 naar € 35.741,00 en dat de consument deze wijziging binnen dertig dagen kan intrekken.

Op 22 mei 2019 heeft de consument opnieuw een gesprek gehad met de tussenpersoon over lijfrente sparen.

De vordering en klacht

De consument vordert een schadebedrag van € 60.335,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2019.

In november 2018 heeft zij aan de tussenpersoon medegedeeld dat zij de premie niet meer kon betalen omdat zij moest rondkomen van partneralimentatie op bijstandsniveau en na het aflopen van de partneralimentatie waarschijnlijk in de bijstand terecht zou komen. De tussenpersoon heeft aangeboden de verzekering te verlagen, maar heeft niet geïnformeerd over de mogelijke negatieve consequenties daarvan. De consument heeft op basis van onvolledige informatie besloten de verzekering premievrij te maken. Zij loopt nu het risico dat zij de verzekering moet afkopen als zij in de bijstand komt.

Het verweer

De tussenpersoon stelt dat de consument hem geen opdracht heeft gegeven informatie of advies te geven. De consument heeft verder opdracht gegeven om de verzekering premievrij te maken en zij is in de bevestigingsbrief uitvoerig door de verzekeraar geïnformeerd over de gevolgen en de mogelijkheid geboden om de wijziging binnen dertig dagen in te trekken.

De beoordeling

Of de tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden kan naar het oordeel van de commissie in het midden blijven. De consument heeft gesteld dat zij het risico loopt dat zij het in de verzekering opgebouwde kapitaal moet opeten, als zij in de bijstand komt. Dit risico is geen schade dat voor vergoeding in aanmerking komt, in de zin van artikel 6:95 en 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Ook had de consument onvoldoende financiële middelen om de minimale premie van de verzekering te betalen. De verzekering moest dus wel premievrij gemaakt worden.

De beslissing

De commissie wijst de vordering af.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Heeft u het vermoeden dat u schade heeft geleden als gevolg van slecht advies van uw verzekeringsadviseur en/of bank? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Lenie Spoor

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant