Uitspraak: Rabobank handelt niet onzorgvuldig bij opzeggen kredietovereenkomst

Retail Team B.V., Hobo Holding en HiFi Nederhold B.V. fungeerden binnen de Hobogroep als holdingmaatschappijen en hielden (al dan niet indirect) alle aandelen in het kapitaal van Hobo respectievelijk Penhold B.V. (hierna: Penhold), die als werkmaatschappijen functioneerden. Crea B.V. (hierna: Crea) hield alle aandelen in het kapitaal van Hobo Holding en Nederhold. De activiteiten van de Hobo-groep vonden dus plaats binnen Hobo en Penhold, waarbij Hobo diverse winkels exploiteerde en Penhold als groothandel high-end hifi apparatuur importeerde en distribueerde. Bestuurders van Hobo, Hobo Holding en Retail Team waren bestuurder 1 en bestuurder 2. Enig bestuurder van Crea, Nederhold en Penhold was bestuurder 3.

Rabobank sloot op 13 juli 2007 een overeenkomst met Hobo c.s. op grond waarvan zij aan Hobo c.s. financieringen verstrekte van in totaal € 4.073.010.

In artikel 21 van de AV Bedrijfsfinancieringen is bepaald dat Rabobank (een debetsaldo uit hoofde van) de financiering met schriftelijke mededeling aan de debiteur en/of kredietnemer onmiddellijk kan opeisen wanneer:

  • de debiteur en/of kredietnemer en/of zekerheidgever naar het oordeel van de bank nalatig is in de nakoming van of in strijd handelt met enige verplichting tegenover de bank;
  • de debiteur en/of kredietnemer en/of zekerheidgever zijn beroep of bedrijf gedeeltelijk (feitelijk) beëindigt of dreigt te beëindigen;
  • wanneer zich enige gebeurtenis, verandering of omstandigheid voordoet of voorzienbaar is, dathet zich zal kunnen voordoen, dat de debiteur en/of kredietnemer en/of de zekerheidgever tekort zal gaan schieten in de nakoming van enige verplichting van welke aard dan ook tegenover de bank.
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van Hobo c.s. uit hoofde van de financieringen vestigden Hobo en Hobo Holding ten gunste van Rabobank een pandrecht op hun huidige en toekomstige inventaris, vorderingen en voorraden.

Vanaf 2012 was Hobo een verlieslatende onderneming met jaarlijkse omzetdalingen van 10-20%. Eind 2012 kwam Hobo c.s. haar verplichtingen uit de financieringsovereenkomst niet na en is het dossier van Hobo c.s. overgedragen aan de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank

Vanaf eind 2013 voerde Hobo c.s. gesprekken met Rabobank over een turn around. In een door Hobo c.s. op 7 april 2014 voor akkoord getekende brief van Rabobank heeft Rabobank aan Hobo c.s. meegedeeld dat zij instemde met het door Hobo c.s. aan Rabobank voorgestelde reorganisatieplan tot kostenvermindering en omzetverhoging. Het doel van het reorganisatieplan is een positieve EBITDA (earnings before interest, taxes, depreciation and amortization) te realiseren. Rond 11 juli 2014 laat Rabobank aan Hobo c.s. weten na zes maanden (1 feb 2015) geen negatieve EBITDA meer te faciliteren met haar krediet faciliteit.

Partijen hebben op 18 september 2014 een bespreking gehad. De EBITDA over juli en augustus 2014 bedroeg € -/- 159.000. Rabobank heeft Hobo in overweging gegeven om een nieuwe aandeelhouder aan te trekken die vermogen kon inbrengen. In de bespreking hebben partijen ook gesproken over het aanstellen van een stille bewindvoerder die een pre pack mogelijk moest maken. Na afloop van deze bespreking heeft Hobo c.s. aan Rabobank laten weten dat zij contact had gezocht met mr. C.G. Klomp (hierna: Klomp), specialist op het gebied van stille bewindvoering.

Klomp komt met twee opties. Doorstart met 4-5 winkels en behoud obligo van Rabobank of faillissement en uitverkoop of doorstart met faillissement. Rabobank wil hier niet in meegaan. Optie 1 lijkt haar sowieso een slecht idee omdat zij dan waarschijnlijk een deel van haar obligo moet afboeken. Optie 2 is alleen mogelijk wanneer een derde partij privé geld inbrengt, maar deze mogelijkheid is volgens Rabobank al uitgesloten door beide partijen.

Op 16 oktober 2014 vond ook een bespreking van partijen plaats. De vordering van Rabo op Hobo c.s. bedroeg toen ruim € 1,6 miljoen.

Rabobank heeft in die bespreking aan Hobo c.s. meegedeeld dat zij de financieringen met onmiddellijke ingang zou beëindigen. Hobo c.s. heeft Rabobank, na een onderbreking van de bespreking en intern overleg, meegedeeld dat zij zou meewerken aan afgifte aan Rabobank van de voorraden. Na afloop is een brief gestuurd naar Hobo, waarin Rabobank bevestigd dat zij de financieringen heeft opgezegd en de uitgeleende gelden onmiddellijk heeft opgeëist.

Namens Hobo is op 17 oktober 2014 vervolgens het faillissement aangevraagd. Dit faillissement is op 17 oktober 2014 door de rechtbank Gelderland uitgesproken.

Bestuurder 2 en bestuurder 1 hebben bij brief van 27 oktober 2014 aan Rabobank bezwaar aangetekend tegen de inhoud van de brief van Rabobank van 16 oktober 2014.

Het geschil

Hobo Holding vordert bij vonnis voor recht te verklaren dat:

  • Rabobank toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen en aansprakelijk is voor de schade die Hobo Holding dientengevolge heeft geleden;
  • de opzegging van de financiering van Hobo door Rabobank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was;
  • Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens Hobo Holding en aansprakelijk is voor de hierdoor geleden schade.
Hobo c.s. raamt de schade op € 7.997.697,60.

De beoordeling

Kern van het geschil is of Rabobank de financieringsovereenkomst met Hobo c.s. op 16 oktober 2014 op rechtsgeldige wijze heeft beëindigd.

Toerekenbare tekortkoming

De rechtbank stelt voorop dat Rabobank op 16 oktober 2014 op grond van artikel 21 AV Bedrijfsfinancieringen en artikel 26 AV Rekening-courant bevoegd was tot beëindiging van de financieringsovereenkomst met Hobo c.s., reeds op de grond dat Hobo c.s. zich niet hield aan de afspraken die zij met Rabobank maakte op 7 april 2014 (zie 2.11) en 11 juli 2014, en zij dus in strijd handelde met enige verplichting tegenover Rabobank. Vast staat immers dat Hobo niet binnen de afgesproken bandbreedtes voor de EBIDTA is gebleven en dat een redelijke verwachting ook toen was dat de EBITDA op 1 februari 2015 niet positief zou zijn.

Redelijkheid en billijkheid

Partijen zijn het erover eens dat de feitelijke gang van zaken bij de bespreking van 16 oktober 2014 van doorslaggevend belang is bij de beantwoording van de vraag of de opzegging van de financieringsrelatie door Rabobank rechtsgeldig is naar maatstaven van redelijk en billijkheid of niet. Partijen staan ten aanzien van de feiten rond deze bespreking lijnrecht tegenover elkaar, dit heeft de rechtbank doen beslissen alle, bij die bespreking aanwezige personen, onder ede te horen.

De rechtbank leidt uit deze getuigenverklaringen af dat partijen gezamenlijk tot de conclusie zijn gekomen, dat Hobo c.s. niet kon voldoen aan de voorwaarden die de bank stelde, dat Hobo c.s. geen reorganisatieplan presenteerde dat voorzag in aanvullende externe financiering en dat de onderneming hierdoor niet langer levensvatbaar was.

Uit de getuigenverklaringen volgt verder dat Rabobank vervolgens aan Hobo c.s. heeft meegedeeld dat zij overging tot onmiddellijke opzegging van het krediet, tot in vuistpand neming en dat de vrachtwagens van NTAB klaarstonden bij de vestigingen om de winkelvoorraden op te halen. Daarop is de bijeenkomst onderbroken voor overleg van Hobo c.s. Hobo c.s. heeft zich na de onderbreking tegenover Rabobank bereid verklaard mee te werken aan onderhandse verkoop van de voorraad. Daartoe heeft zij een overeenkomst ondertekend.

De vraag die rijst is of Rabobank nog een opzegtermijn in acht had moeten nemen. De recht beantwoordt deze vraag ontkennend. Vast staat dat van de zijde van Hobo c.s. daarom niet is gevraagd. Verder heeft Hobo c.s. onvoldoende aanknopingspunten verschaft voor de conclusie dat inachtneming van een opzegtermijn enig reëel doel zou hebben gediend en zou aan een opzegtermijn serieuze risico’s voor Rabobank verbonden zijn. Rabobank was namelijk volledig afhankelijk van de verkoop van de voorraden om een zo groot mogelijk deel van haar vordering betaald te krijgen.

Onder de gegeven omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen, kan niet worden gezegd dat de beëindiging van de kredietrelatie door Rabobank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Onrechtmatige daad

Hobo Holding heeft nog aangevoerd dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld bij het uitwinnen van haar zekerheden. Hobo Holding verwijt Rabobank dat Rabobank geen verkoop van de voorraad in overleg met Hobo c.s. in overweging heeft willen nemen, waarbij veilingkosten zouden zijn bespaard. De rechtbank overweegt dat de pandhouder in beginsel de vrijheid heeft om te bepalen op welke wijze hij zijn zekerheden zal uitwinnen, mits hij daarbij in redelijkheid rekening houdt met de belangen van de pandgever. Zo dient de pandhouder zich onder meer in te spannen om een zo hoog mogelijke opbrengst van haar zekerheden te realiseren, zodat de restschuld van haar debiteur(en) zo laag mogelijk zal worden. In bijzondere gevallen is denkbaar dat een bank bij de verkoop van zekerheden de belangen van de pandgever zo veronachtzaamt dat dit tegenover de pandgever onzorgvuldig is, maar dergelijke bijzondere omstandigheden zijn hier niet gesteld of gebleken.

Vorderingen afgewezen

De rechtbank wijst de vorderingen van Hobo Holding af. Hobo Holding wordt in de proceskosten veroordeeld.

Lees hier de hele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Is uw kredietovereenkomst ook opgezegd? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van onze advocaten. Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken, tussenpersonen, financieel adviseurs, hypotheekadviseurs, beleggingsadviseurs alsmede vermogensbeheerders.

Fabienne de Jong

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op
Fabienne de Jong

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant