Beëindiging samenwerkingsovereenkomst met kredietbemiddelaar
A is een kredietbemiddelaar voor onder andere Santander. A heeft met Santander een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De AFM heeft sinds 2017 besloten dat marktpartijen alle locked-up klanten tegemoet moeten komen. Hiervoor moeten specifieke maatregelen worden genomen. De plicht geldt voor kredietverstrekkers, maar ook voor kredietbemiddelaars.
De AFM heeft aangedrongen dat Santander maatregelen zou nemen. Santander heeft A in maart 2018 uitgenodigd voor een gesprek om: (i) het aangescherpte beleid van de AFM met betrekking tot de locked-up problematiek te bespreken en (ii) afspraken te maken over provisie-verlaging.
A heeft vervolgens haar portefeuille te koop aangebonden. Eerst werd deze aan Santander aangeboden, daarna aan B. Dit is echter zonder succes verlopen, nu Santander weigerde mee te werken aan de verkoop. Op 1 augustus 2018 heeft Santander de samenwerkingsovereenkomst opgezegd. De overeenkomst is opgezegd, omdat die geen recht meer zou doen aan de ontwikkelingen op de consumptieve kredietmarkt van de afgelopen jaren. Ook speelt de onwil van A om tot redelijke aanpassing van afspraken te komen, een rol. A heeft tot 24 maanden na de opzegging recht op provisie. A is het niet eens met de opzegging en start een procedure.
Vordering
A wil een schadevergoeding van Santander voor een bedrag van 350.000 euro. A zou schade hebben geleden doordat Santander verwijtbaar heeft nagelaten. Ook zou Santander ten onrechte niet hebben meegewerkt aan de verkoop van de portefeuille aan B. Voor de portefeuille zou door B een bedrag van 350.000 euro zijn betaald. Wanneer geen plaats is voor een schadevergoeding, wil A dat de opzegging pas op 11 mei 2020 mag geschieden en tot die tijd recht heeft op provisie (dus tot mei 2020).
Oordeel
De rechtbank heeft geoordeeld dat Santander niet gehouden was om medewerking te verlenen aan de verkoop. Ook heeft Santander een reden om geen medewerking te verlenen, aangezien A haar wettelijke en contractuele verplichtingen niet nakomt. A heeft immers geen maatregelen genomen met betrekking tot de locked-up situatie. A blijft ontkennen dat zij gehouden is om maatregelen te nemen.
Santander mocht de overeenkomst met de kredietbemiddelaar beëindigen, nu gesproken kan worden van een dringende reden. Door in strijd met de wet en samenwerkingsovereenkomst geen maatregelen te treffen, is een dringende reden ontstaan. De vorderingen van A worden afgewezen.
De rechtbank wijst de vorderingen van Santander toe. Het gaat om een verklaring voor recht dat de nog te betalen provisie met 30% wordt verminderd – en dat de samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot dit punt dus wordt gewijzigd – wegens onvoorziene omstandigheden.