Uitspraak: Bankrelatie beëindigd en registratie in het IVR

Consument heeft een klacht ingediend bij het Financiële Klachteninstituut Kifid over de behandeling van het cliëntenonderzoek van ING Bank. De klacht gaat ook over de beëindiging van de bancaire relatie en interne registratie van de persoonsgegevens van de consument in het IVR. De Commissie zal aan de hand van de feiten en omstandigheden een beslissing maken.

Aanleiding

De Consument hield bij de ING Bank een particuliere bankrekening en een bankrekening voor haar onderneming. Tevens hield ze bij de Bank een persoonlijke lening en hypothecaire geldlening.

De Bank heeft in het voorjaar van 2020 de Consument per brief een aantal vragen gesteld naar aanleiding van het transactieverloop op haar privé- en zakelijke rekening. De Consument zou van haar privérekening € 77.620,- en van haar zakelijke rekening € 140.000,- hebben opgenomen. Dit allemaal in een periode van twee maanden.

Door de summiere argumentatie van de Consument heeft de Bank per brief geïnformeerd dat haar persoonsgegevens zijn opgenomen in het Intern Verwijzingsregister (IVR). Dit voor de maximale duur van acht jaar. Ook is de bancaire relatie opgezegd en de daarbij gehanteerde opzegtermijn van drie maanden. De bank heeft de hypothecaire geldlening van de consument in stand gehouden.

Klacht

De Consument vordert herstel van de bancaire relatie, verwijdering van haar persoonsgegevens uit het IVR en vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van € 2.500,-.

Ten eerste stelt de Consument dat de Bank onbehoorlijk heeft gehandeld. Ze heeft het gevoeld dat ze van het kastje naar de muur is gestuurd en dat de Bank zo de rechtsgang heeft geblokkeerd.

Ten tweede vindt de Consument dat de Bank een ingrijpende beslissing heeft genomen die haar goede naam en die van haar onderneming heeft aangetast. De Bank zou onterecht de persoonsgegevens voor een duur van acht jaar bij het IVR hebben geregistreerd. De consument is van mening dat de registratie en de duur ervan onredelijk en onbillijk is. De Bank zou op geen enkele manier aannemelijk hebben gemaakt dat de contante opnames gebruikt zijn voor witwassen en/of het financieren van terrorisme. Ook zou het een schending van de privacy zijn om deze gegevens te delen met derden.

Ten derde zou de Bank onzorgvuldig onderzoek hebben gedaan in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De Consument is van mening dat er genoeg argumentatie is om het transactieverkeer te kunnen verklaren. Ook vindt de Consument dat de Bank niet het recht heeft om ook haar privérekening te blokkeren.

Cliëntenonderzoek

De Commissie begint met de beoordeling van de klacht ten aanzien van het cliëntenonderzoek. Vaststaat dat de Bank als ‘instelling’ op grond van de Wwft verplicht is om een cliëntenonderzoek te verrichten. In dat kader heeft de Bank de verplichting om de bron van het vermogen van haar klanten, zoals de Consument, vast te stellen. De bank kan een cliëntenonderzoek starten wanneer er sprake is van een incidentele transactie van tenminste € 15.000,- of twee of meer transacties waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000,- (artikel 3 lid 5 sub b Wwft).

Opzegging

De tweede vraag, die de Commissie behandelt, is of de bancaire relatie opgezegd had mogen worden. De commissie stelt vast dat, gelet op de hoogte van de bedragen die zijn opgenomen van haar bankrekening, er op de bank een onderzoeksplicht rustte om mogelijk witwassen en financieren van terrorisme via de bankrekening uit te sluiten. De Commissie begrijpt uit de gegeven omstandigheden dat de bank op basis van de informatie die zij van de Consument kreeg onvoldoende verantwoording kon afleggen aan de toezichthouder over de contante geldopnames. Op basis van artikel 5 lid 3 Wwft is de bank gehouden de bancaire relatie te beëindigen wanneer zij onvoldoende onderzoek kan doen om uit te sluiten dat de bankrekening van de Consument wordt gebruikt voor witwassen of financieren van fraude.

IVR

De Commissie behandelt ook de vraag of het rechtvaardig is geweest van de Bank op de persoonsgegevens van de Consument te registreren bij het IVR. Deze registers vormen het interne waarschuwingssysteem van de bank en de groep financiële ondernemingen waarvan de bank deel uitmaakt. De Commissie is van oordeel dat de bank hiertoe over mocht gaan, omdat de Consument onduidelijk is geweest over haar geldstromen. Deze onduidelijkheid beschadigd de integriteit en veiligheid van de Bank.

Proportionaliteit

Tot slot is niet gebleken dat de registratie van de persoonsgegevens van de consument in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij de vraag of de registratie proportioneel is, is relevant dat de Consument inmiddels haar financiële producten bij een andere bank heeft kunnen onderbrengen en dat de bank de hypothecaire geldlening niet heeft beëindigd; de bank heeft met betrekking tot die lening ter zitting verklaard dat zij Consument niet onevenredig hard heeft willen treffen. Ook heeft de Consument niet kunnen onderbouwen waarom de interne registratie haar eer en goede naam zou hebben aangetast.

Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

Lees hier de gehele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over het cliëntenonderzoek van banken en de registratie van persoonsgegevens in de Gebeurtenissenadministratie, het IVR, het Incidentenregister en het EVR? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant