Uitspraak: Bank mocht de renteopslag verhogen

Appellanten (3 en 4) zijn bestuurders en aandeelhouders van KVR (direct) en van VST (indirect). KVR is actief als vastgoedbelegger. In 2007 had KVR een balanstotaal van 3,2 miljoen euro. Op de balans van VST stond 1,1 miljoen euro.

Appellant 3 heeft een bankrelatie met ING sinds 2002. Er is een rekening-courantkrediet gesloten met een limiet van 1 miljoen euro. Daartegenover staat een debetrente van 1,25% per jaar boven de ING basisrente. Ook is een Euroflexlening van 2 miljoen euro gesloten, tegen hetzelfde rentepercentage boven het 2-maands Euribor-tarief en een rentevastlening van 1 miljoen euro. Er is een looptijd overeengekomen van 25 jaar. De opslag van het Euribor-tarief kan eens in de twee jaar worden herzien door de ING.

VST heeft in 2004 bij ING een 25,5-jarige Euroflexlening afgesloten van 700.000 euro. Daartegenover staat een debetrente van 1,5% boven het 1-maans Euribor-tarief. Per kwartaal moet 7.000 euro worden afgelost. KVR heeft in 2005 bij ING een 25-jarige Euroflexlening afgesloten van 655.000 euro met een debetrente van 1,25% boven het 1-maans Euribor-tarief. Per kwartaal moet 6.550 euro worden afgelost. Appellanten (3 en 4) hebben in 2005 een gezamenlijke Euroflexrekening bij de ING afgesloten voor 2.494.000 euro met een debetrente van onbekend percentage boven het 1-maans Euribor-tarief.

ING heeft in 2007 aan appellanten (3 en 4) een presentatie gegeven over de mogelijkheden om renterisico’s af te dekken. Daarbij is het volgende genoemd als mogelijkheid: een renteswap, een rentecap en een rentecollar. In schriftelijke stukken zijn grafieken getoond en zijn de voor- en nadelen van de renteswap genoemd. In 2007 zijn ten behoeve van KVR, VST en appellanten (3 en 4) vier Optie/Future-overeenkomsten, vier Allowancefaciliteiten OTC-derivaten transacties, vier gebruikersoverzichten en gebruikersovereenkomsten ondertekend.

In 2007 heeft ING aan appellant 3 een offerte gestuurd, die appellant heeft ondertekend. Het gaat om de vervanging en uitbreiding van zijn Euroflexleningen. In dat jaar heeft ook KVR bij ING vier renteswapovereenkomsten gesloten.

ING heeft per brief op 15 augustus 2008, 11 augustus 2010, 11 augustus 2011, 10 augustus 2012 en op 9 augustus 2013 laten weten aan KVR dat de debetrenteopslag zal worden verhoogd. Op 2 maart 2009 is een brief verstuurd aan VST dat de debetrenteopslag werd verhoogd. Ook zijn meerdere jaren brieven verstuurd aan appellanten (3 en 4) over het verhogen van de debetrenteopslag.

In augustus 2014 zijn vier renteswaps van KVR door afloop van de looptijd geëindigd. In 2015 heeft KVR ook de financieringen bij een andere bank ondergebracht. De negatieve waarde is aan ING voldaan.

Geschil

KVR heeft aangevoerd dat de renteswapovereenkomsten moeten worden vernietigd wegens dwaling (primair) en een verklaring dat de bank tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld (subsidiair). De rechtbank heeft de vorderingen van KVR afgewezen. KVR besluit in hoger beroep te gaan. In hoger beroep vordert KVR dat voor recht wordt verklaard dat de bank niet bevoegd was de renteswaps te verhogen en daardoor in strijd met haar contractuele verplichtingen en/of de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld. Ook wordt terugbetaling gevorderd van de betaalde renteopslagen inclusief wettelijke rente en voor recht te verklaren dat de bank toerekenbaar is tekortgeschoten. De bank moet overgaan tot vergoeding van de geleden schade, aldus KVR.

Beoordeling

Uit hetgeen KVR heeft aangevoerd is niet gebleken dat de bank de debetrenteopslagen niet meer mocht verhogen. De bank was hiertoe bevoegd. Ook is niet gebleken dat daadwerkelijk een poging is gedaan om het krediet bij een andere bank te herfinancieren. Zo is het niet duidelijk gebleken dat zij gedwongen zouden zijn de opslagverhoging te accepteren, nu zij niet naar een andere bank konden overstappen. Nu niet noodgedwongen de opslag is geaccepteerd, kan niet worden gesproken van een strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Ook uit de presentatie van de ING is gebleken dat is gesproken over een stijging in de korte en lange rente. De bank had ook de rentevisie van 2008 met de klant moeten bespreken. De bank heeft dit niet gedaan, waardoor onrechtmatig is gehandeld. De bank heeft aangevoerd dat appellanten de overeenkomsten ook zouden hebben gesloten wanneer de rentevisie over 2008 wel was medegedeeld. Het hof is van mening dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. Het hof gaat ervan uit dat de klant de renteswap niet zou hebben geaccepteerd, gezien de daling van de korte en lange rente. Voor vaststelling van de schade moet de hypothetische en de feitelijke situatie worden vergeleken. De zaak wordt naar de rol verwezen om de omvang van de schade te bepalen.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.

Fabienne de Jong

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant