Uitspraak: Frauduleuze investeringsmaatschappijen

Consument heeft bedragen overgeboekt naar buitenlandse investeringsmaatschappijen in de veronderstelling dat de bedragen voor haar belegd zouden worden. De consument is haar inleg kwijtgeraakt en stelt dat de bank haar eerder had moeten waarschuwen en de overboekingen had moeten tegenhouden.

Aanleiding

Consument houdt twee betaalrekeningen aan bij de ING bank. Binnen de periode van 16 januari 2019 tot 29 november 2019 heeft de consument een grote hoeveelheid overboekingen gedaan. Ze zou €278.314,81 hebben overgemaakt naar buitenlandse investeringsmaatschappijen in de veronderstelling dat er voor haar zou worden belegd.

Op 29 november 2019 zou de afdeling Fraude & Cybersecurity van de bank contact hebben opgenomen met de consument. Ze zouden het vermoeden hebben dat de consument zou worden opgelicht door de investeringsmaatschappijen. De betaalrekening is vervolgens geblokkeerd en er is telefonisch contact geweest tussen beide partijen. De consument verklaard dat de oplichters tijdens het verrichten van de betaaltransacties op de computer konden meekijken.

Klacht

De consument stelt dat de bank is tekortgeschoten in de naleving van haar zorgplicht. De bank is op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en internationale SWIFT-regels gehouden onderzoek te doen naar haar cliënten en het betalingsverkeer. Op basis van deze verplichtingen had de bank zich bewust moeten zijn van de mogelijke frauduleuze achtergrond van de betalingsopdrachten van de consument.

De consument voert aan dat de overboekingen niet pasten in bij haar normale uitgavenpatroon. De bank was daarom verplicht de consument te waarschuwen en de betalingsopdrachten niet uit te voeren. Door Het nalaten is de bank tekortgeschoten in de naleving van haar rustende zorgplicht. De consument vordert een vergoeding ter hoogte van het geïnvesteerde bedrag.

Beoordeling

De commissie stelt voorop dat de bank in relatie tot de door de consument gedane overboekingen optreedt als betaaldienstverlener. Als betaaldienstverlener is de bank op grond van artikel 7:533 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek verplicht gevolg te geven aan een gegeven betaalopdracht. Volgens de commissie is het niet de taak van de bank om transacties van de consument te monitoren en haar vervolgens te waarschuwen. Er is geen verplichte algemene transactie monitoringsplicht.

Het neemt niet weg dat de bank verplicht is actie te ondernemen op het moment dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de betaalopdrachten. De bank ontving op 29 november 2019 een alert die erop duidde dat de consument mogelijk het slachtoffer was van oplichting. De bank heeft vervolgens juist gehandeld door de consument te informeren en haar betaalrekening (tijdelijk) te blokkeren.

Ten slotte stelt de commissie vast dat de Wwft verplichtingen, die op de bank rusten, in het leven zijn geroepen ter bescherming van het algemene maatschappelijke belang. Het is niet bedoeld voor bescherming van individuele derden tegen vermogensschade als gevolg van fraude.

Beslissing

De commissie wijst de vordering af en stelt de consument niet in haar gelijk.

Lees hier de gehele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten met banken, organisaties of instituten ter voorkoming van witwassen en terrorisme? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Lenie Spoor

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant