Uitspraak: Tussentijdse beëindiging renteswap

De VOF heeft met ABN in 2006 een renteswap afgesloten met een hoofdsom van 83.850.000 en een looptijd van 15 jaar. In verband met de bouw van een parkeergarage wordt in 2006 een geldlening verstrekt van 80 miljoen euro. Tussen de oprichters van een VOF is een geschil ontstaan. De VOF zal onder een andere naam worden voorgezet. Uiteindelijk komen de oprichters overeen dat de partijen ieder de helft van de renteswaps over zullen nemen.

X en Y sluiten een lening van 32 miljoen met een looptijd van 5 jaar en een renteswap van 40 miljoen met een looptijd van twaalf jaar. De bank wijst op de negatieve waarde, maar geeft in 2009 akkoord voor de omzetting van de renteswap. In 2010 is gesproken over het omzetten van de renteswap in een rentecap en overhedge. De bank heeft in 2014 de lening met 7 jaar verlengt en de opslag gewijzigd naar 2,05%.

De bank wordt in 2016 aansprakelijk gesteld. In 2017 wordt het vastgoed verkocht waardoor de renteswap voortijdig wordt beëindigd. Hierdoor moet een negatieve waarde van 6 miljoen aan de bank worden betaald. De renteswap valt niet onder het UHK.

Geschil

Eisers stellen dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden en aansprakelijk is voor de geleden schade. De renteswap zou niet passend zijn geweest. Daarnaast zou de bank niet hebben gewaarschuwd voor risico’s. Eisers vorderen toepassing van het UHK.

Oordeel

De rechtbank komt tot het oordeel dat een deel van de vorderingen is verjaard. In 2006 is de zorgplicht niet geschonden. De bank heeft meerdere malen met eisers gesproken over de bestaande renteswap en het oplopen van de negatieve waarde, de overhedge en de verschillende mogelijkheden om de negatieve waarde uit te smeren dan wel af te kopen. Eisers waren professionele partijen met juridische en financiële kennis en ervaring. Het valt niet in te zien waarom niet in 2009 al is geklaagd over het handelen van de bank.

In de periode 2008-2010 zou de bank hebben nagelaten deugdelijk onderzoek te doen naar eisers. In 2009 heeft de bank in een presentatie kenbaar gemaakt dat de negatieve waarde was opgelopen en zijn verschillende opties voor herstructureringen besproken. Ook is geen causaal verband waarneembaar tussen het tekortschieten en het bedrag dat moet worden betaald uit negatieve waarde in 2017.

Ook over het jaar 2014 kan niet worden gesteld dat sprake is van schending van de zorgplicht. In 2014 is een nieuwe financiering tot stand gekomen, die partijen hebben ondertekend. Niet is gebleken dat de bank de opslag in dit geval niet mocht verhogen. De bank was niet verplicht het UHK toe te passen. Partijen vallen niet onder het bereikt van het UHK en kunnen daar geen rechten aan ontlenen. De vorderingen worden afgewezen.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken met betrekking tot een hypotheek of ander financieel product? Neem dan nu contact met ons op.

Jamiro van de Wiel

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant