Uitspraak: Creditcardmaatschappij doet geen onderzoek naar inkomen en schendt bijzondere zorgplicht

In 2014 vraag meneer A een creditcard aan. Hij doet dit bij een filiaal van bank Y. Tijdens deze aanvraag moet hij zich identificeren. Naar aanleiding van de aanvraag heeft creditcardmaatschappij X een creditcard aan meneer A toegezonden. De kaart is bevestigd aan de voorzijde van een zogenaamde cardcarrier. Op de achterzijde van deze cardcarrier zijn de algemene voorwaarden van X opgenomen. In de bijgaande brief staat dat de creditcard altijd geblokkeerd wordt verzonden. De creditcard wordt gedeblokkeerd zodra de klant er een betaling mee verricht. Met het deblokkeren van de creditcard komt er een overeenkomst tot stand tussen de klant en de creditcardmaatschappij.
Zodra meneer A de creditcard ontvangt neemt hij deze direct in gebruik. Met de kaart verricht hij verschillende betalingen en neemt hij geld op. Meneer A bouwt een uitstaand saldo op van €5.492,51. Dit bedrag betaald hij niet terug. Vervolgens wordt meneer A onder bewind gesteld bij een bewindvoerder.

Creditcardmaatschappij wordt in het gelijk gesteld

Op het achterblijven van betalingen van meneer A komt creditcardmaatschappij X in actie. Zij stapt naar de rechter en vordert betaling van het openstaande bedrag. Daarnaast vordert zij een contractuele boete en dat meneer A zijn creditcard weer inlevert. In eerste aanleg wijst de kantonrechter de vordering van X toe. De bewindvoerder van A is het hier niet mee eens en stelt hoger beroep in. De bewindvoerder voert in hoger beroep verschillende argumenten aan.

Er is wel een overeenkomst tot stand gekomen

In de eerste plaats stelt de bewindvoerder dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. In hoger beroep oordeelt het hof dat de overeenkomst wel tot stand is gekomen. Uit de brief, de cardcarrier, blijkt duidelijk dat er een aanbod wordt gedaan. Met het in gebruik nemen van de creditcard is meneer A ingegaan op het aanbod. Daarmee is volgens het hof een overeenkomst tot stand gekomen omdat er sprake is van aanbod en aanvaarding.

De tot stand gekomen overeenkomst kan niet vernietigd worden

Vervolgens voert de bewindvoerder aan dat de overeenkomst vernietigd moet worden. Bij het aangaan van de overeenkomst heeft de creditcardmaatschappij geen onderzoek gedaan naar het inkomen van A. Hij had een inkomen van nihil en toch kon hij een creditcard krijgen. De bewindvoerder stelt dat het wettelijk verplicht is om onderzoek te doen naar het inkomen van meneer A op grond van de Wft.
De creditcardmaatschappij verweert zich tegen de stelling van de bewindvoerder. Het krediet dat werd opgebouwd met de creditcard moest binnen 3 maanden worden terugbetaald. Daarnaast zijn er bijna geen kosten in rekening gebracht aan meneer A. De creditcardmaatschappij kan, naar eigen zeggen, onder deze omstandigheden gebruik maken van een uitzondering in de Wft. Die uitzondering houdt in dat de kredietwaardigheid van de consument niet beoordeeld hoeft te worden. Het argument van de bewindvoerder klopt dus niet. Het hof gaat mee met de stelling van de creditcardmaatschappij en oordeelt dat de overeenkomst niet op deze grond vernietigd kan worden.

Vorderen openstaande bedrag is in strijd met de redelijkheid en billijkheid

Nu de overeenkomst niet vernietigd kan worden stelt de bewindvoerder dat de creditcardmaatschappij in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld. De maatschappij heeft zelf bijgedragen aan het veroorzaken van de ontstane schuld en het vorderen van betaling zou dan ook onaanvaardbaar zijn naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Het hof stelt dat een beroep op de redelijkheid en billijkheid terughoudend moet worden toegepast. Echter, in dit geval slaagt het beroep wel. Het niet controleren van de kredietwaardigheid van A levert een zodanig bijzondere omstandigheid op dat een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt. Dit levert een schending van de bijzondere zorgplicht op.
Indien creditcardmaatschappij X haar bijzondere zorgplicht tegenover A was nagekomen, dan had zij nooit een creditcard aan A verstrekt. Er was in dat geval geen schade ontstaan. Het hof is van oordeel dat de schade voor 50% aan X zelf te wijten is. Meneer A moet de helft van het openstaande bedrag terugbetalen aan de creditcardmaatschappij wat neerkomt op een bedrag van €2.746,26.

Klik hier voor de volledige uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Financieel Recht Advocaten

Heeft een bank of een andere financiële instelling zijn zorgplicht jegens u geschonden? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan hier vrijblijvend contact op met een van de advocaten van Financieel Recht Advocaten. Onze advocaten hebben ruime ervaring met het procederen tegen financiële instellingen.

Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant