A en B zijn getrouwd en hebben in 2003 hun eerste dochter gekregen. Vervolgens trekt de schoonmoeder van A uit Litouwen bij hen in. Dit resulteert in hogere kosten van levensonderhoud. In september 2015 is een hypothecaire geldlening verstrekt door Achmea van €271.000. Er ontstaat een moeilijke financiële situatie, nu A in 2006 ernstig ziek wordt en zijn echtgenote geen baan heeft. In januari 2008 verstrekt ABN AMRO aan A een geldlening van €23.500.
Onder meer vanwege de moeilijke financiële situatie zijn er huwelijksproblemen ontstaan, waardoor A de woning verlaat. Dit leverde dubbele woonlasten en hoge advocaatkosten op voor de echtscheiding. In 2009 en 2010 leverde deze lasten een achterstand op in de betaling van de hypotheeklasten. A besluit de woning te verkopen waardoor de schuld bij Achmea nog €68.897,08 is. Bij ABN AMRO ontstaan ook betalingsachterstanden. Zij geeft de vordering van €24.835,09 op A over aan een incassobureau.
In maart 2016 vindt beëindiging van het traject de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) plaatst, waartoe A in 2013 werd toegelaten. A kon van start met een schone lei. Achmea en ABN AMRO boeken de restantvordering af en registreren deze in het Centraal Krediet Informatiesysteem (hierna: CKI) van het BKR. Beide coderingen worden in maart 2021 verwijderd.
A heeft in september 2016 ontslag genomen en gaat werken als ZZP’er. CoderingVrij wendt zich in 2018 tot Achmea en ABN AMRO met het verzoek om te controleren of de registratie volgens de regels van het BKR is aangemeld. A verzoekt de rechtbank de negatieve BKR-registraties van Achmea en ABN AMRO te verwijderen nu deze registraties hem belemmeren in het verkrijgen van een hypothecair krediet, een zakelijk krediet en een zakelijke leaseauto.
Het verzoekt wordt gebaseerd op artikel 10 Grondwet (hierna: GW), artikel 8 Europees Verdrag Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en artikel 7 en 8 van het Handvest en artikel 17 Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Beiden wijzen dit verzoek af.
Achmea en ABN AMRO zijn aanbieders van krediet (artikel 1:1 Wet Financiering toezicht, hierna: Wft). Zij zijn verplicht om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie bij het CKI (artikel 4:32 Wft). Aanbieders van krediet hebben de verplichting tot het inwinnen van informatie en het aan de hand van die informatie beoordelen of de kredietverlening onverantwoord is voor de consument i.v.m. het risico van de overkreditering (artikel 4:34 Wft). Soms moet voorafgaand aan het sluiten van een dergelijke overeenkomst de databank van een stelsel van kredietregistratie worden geraadpleegd.
Ter voorkoming van overkreditering mag geen krediet worden verleend (artikel 4:34 lid 2 Wft). De kredietverstrekker is verplicht om bij de kredieten van meer dan €250,- het BKR te raadplegen. Dit wordt gedaan met het doel consumenten te beschermen tegen overkreditering en andere financiële problemen, maar ook het beschermen van kredietverstrekkers.
In het kader van de AVG is het verwerken van persoonsgegevens steeds onderworpen aan een belangenafweging, ongeacht de grond waarop de verwerking plaatsvindt. Een belangenafweging blijft noodzakelijk, ook indien sprake is van een wettelijke rechtvaardigingsgrond. Achmea en ABN AMRO hebben persoonsgegevens in het CKI verwerkt, dat berust op artikel 6 lid 1 onder c AVG.
Nu de AVG van toepassing is, kan A niet verzoeken om zijn persoonsgegevens te verwijderen. Ook de belangenafweging komt niet tot een ander oordeel. Aangezien A van plan is nieuwe hypothecaire geldlening, zakelijk krediet en financial lease constructie af te sluiten, moet A worden beschermd tegen het aangaan van nieuwe schulden. Dat A ter uitoefening van zijn bedrijf dergelijke kredieten nodig heeft is niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank wijst het verzoek tot verwijdering af.