De heer A is DGA van X BV en van Y BV. In 1994 koopt A samen met zijn partner B een woning. De woning wordt in 1996 toebedeeld aan B. In 2000 verstrekt de Rabobank aan A en B een geldlening van circa € 350.000,=. Als zekerheid verstrekt B een recht van hypotheek op de woning. In 2002 verstrekt de Rabobank een krediet van circa € 70.00,- aan X BV. Rabobank kreeg als zekerheid een tweede recht van hypotheek op de woning die was toebedeeld aan B. Op dezelfde datum verstrekt de Rabobank een krediet ad € 40.000,- aan Y BV. Voor dit krediet heeft A zich tegenover Rabobank als borg verbonden. In 2005 hebben A en B hun relatie beëindigd. Eind 2005 is X BV opgeheven en in eind 2008 is Y BV opgeheven bij gebrek aan baten. Rabobank heeft A aangesproken onder zijn borgtocht en B aangesproken als hypotheekgever. In het kader van een minnelijke regeling heeft B ca. € 100.000,= aan de bank betaald. De betaling van Y is door Rabobank in eerste plaats aangewend om de vordering op X BV te voldoen. Het resterende bedrag heeft Rabobank in mindering gebracht op haar vordering op Y BV.
Rabobank vordert in rechte van A als borg betaling van circa € 20.000. Dit bedrag betrof namelijk de resterende vordering van Rabobank op Y BV.
Rechtbank: geen verplichte rangorde
A stelt dat hij de vordering van Rabobank niet hoeft te voldoen. A stelt dat Rabobank haar vordering op Y BV moet verhalen via uitwinning van de hypotheekrechten die zijn gevestigd op de woning. De rechtbank oordeelt dat de bank daartoe niet is gehouden. Er is geen (ongeschreven) rechtsregel die Rabobank hiertoe verplicht. De rechtbank oordeelt daarnaast dat de voorgestelde rangorde niet is overeengekomen.
Gerechtshof: onderlinge draagplicht maakt dit niet anders
Het hof komt tot hetzelfde oordeel. Het hof oordeelt daarnaast dat de eventuele afspraken tussen A en B over hun onderlinge draagplicht niet kan aan de Rabobank kan worden tegengeworpen. Het hof oordeelt dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat A erop mocht vertrouwen dat de gehele vordering op Y BV door Rabobank via de hypotheekrechten verhaald zou worden. Het hof is van oordeel dat de bank voldoende oog heeft gehad voor de belangen van A, dat zij niet jegens hem is tekortgeschoten, dat zij niet onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld en dat zij geen misbruik van recht heeft gemaakt.
Zorgplicht bij uitwinnen zekerheden
De zorgplicht van een bank strekt minder ver bij een zakelijke borgtocht. Het staat de schuldeiser vrij om vanaf dat moment de borg aan te spreken, waarbij de volgorde en wijze van uitwinning van zekerheden geheel ter vrije keuze van de schuldeiser is. Als de wijze van uitwinning zodanig onzorgvuldig is geschied dat sprake is van een grove miskenning van de belangen van de borg kan de schending van die verplichting leiden tot een verplichting van de schuldeiser tot schadevergoeding, maar daarvan zal slechts in (zeer) uitzonderlijke situaties sprake zijn.
Financieel Recht Advocaten
Ons kantoor heeft ruime ervaring met het procederen tegen banken op grond van schending van de zorgplicht, ook als het gaat om borgstelling als privépersoon of als ondernemer (vaak DGA's). Klik hier om vrijblijvend met ons contact op te nemen.
Klik hier voor de gehele uitspraak.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
- Borgstellingsverklaring wordt vernietigd op grond van dwaling;
- Hoofdelijkheid op papier is in casu feitelijk een borgstelling;
- Borgstelling hypotheek zoon. Schending zorgplicht bank?
- ABN handelt nalatig door borg niet tijdig te informeren over verzuim kredietnemer;
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant