Een recente rechtszaak tussen United Gulf Trading Company (UGTC) Ltd en ING heeft de aandacht gevestigd op de verantwoordelijkheden van banken bij het voorkomen van oplichting via hun systemen. Deze zaak draait om een oplichting incident waarbij UGTC voor meer dan €86.000 werd benadeeld via een bij ING Apeldoorn geopende bankrekening. Het interessante aspect is dat de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de bank geen onrechtmatig gedrag heeft vertoond in deze zaak. In dit artikel nemen we een diepgaande kijk op de zaak, de juridische argumenten en het uiteindelijke oordeel van de rechtbank.
Achtergrond van de zaak
In januari 2020 opende UGTC een particuliere betaalrekening bij ING Apeldoorn. Gedurende enkele maanden waren er weinig transacties op de rekening. In april 2020 werden echter drie grote betalingen van UGTC op de rekening bijgeschreven, totaal meer dan €86.000. Kort daarna werden bijna alle fondsen contant opgenomen via geldautomaten in Apeldoorn. Het bleek dat UGTC was opgelicht, omdat zij dachten betalingen te doen aan een zakelijke relatie genaamd Terex Global GmbH. Later ontdekte UGTC dat ze waren misleid door frauduleuze e-mails en dat Terex Global GmbH geen betalingen had ontvangen.
De juridische argumenten
UGTC diende een rechtszaak in tegen ING, waarin ze beweerden dat de bank hun zorgplicht had geschonden door niet tijdig alarmbellen te laten afgaan bij verdachte transacties en geldopnames. De kernvraag draaide om de verplichting van ING om haar monitoringssystemen zo in te stellen dat ze frauduleuze transacties en activiteiten zouden opsporen.
Rechtbank beoordeling en oordeel
De rechtbank Amsterdam onderzocht of ING haar verplichtingen had verzaakt. Het oordeel van de rechtbank draaide om de vraag of ING een zorgplicht had om haar fraude monitoringssysteem in te richten om verdachte transacties te detecteren. Hoewel er geen algemene verplichting bestaat voor banken om alle transacties te monitoren, beoordeelde de rechtbank specifiek of het monitoringssysteem van ING had moeten aanslaan bij de verdachte activiteiten in deze zaak.
De rechtbank overwoog dat UGTC niet voldoende specifieke redenen had aangedragen waarom ING had moeten vermoeden dat de ontvangen betalingen en geldopnames vermoedelijk fraude waren. ING voerde aan dat hun fraude monitoring gericht was op het voorkomen van ‘bancaire fraude’, waarbij de klant ongewenst betrokken raakt bij frauduleuze transacties. In dit geval was er echter sprake van ‘niet-bancaire fraude’, waarbij UGTC het slachtoffer was van oplichting door betalingen aan een derde partij. De rechtbank concludeerde dat ING haar zorgplicht niet had geschonden en daarom niet onrechtmatig had gehandeld tegenover UGTC.
Financieel Recht Advocaten
Bent u betrokken bij een financieel geschil of heeft u vragen over bank verantwoordelijkheid en zorgplicht? Onze gespecialiseerde advocaten bij Financieel Recht Advocaten staan klaar om u te adviseren en uw rechten te beschermen. Neem vandaag nog contact met ons op voor professioneel juridisch advies.