Moet een bank krediet blijven verstrekken om een faillissement te voorkomen?
De zorgplicht van banken bij kredietverlening komt opnieuw onder het vergrootglas te liggen. In deze cassatiezaak verwijt Stichting Administratiekantoor OAD Groep Holding haar huisbank Rabobank dat zij vlak voor het faillissement van OAD onterecht weigerde een tijdelijk krediet te verlengen en met €1,1 miljoen te verruimen. Volgens OAD heeft juist dié weigering het faillissement veroorzaakt.
De conclusie van de procureur-generaal is helder: Rabobank handelde niet onrechtmatig of onzorgvuldig. De bank mocht de kredietaanvraag weigeren, mede gezien de precaire financiële situatie van OAD. Het cassatieberoep faalt.
Casus: een noodkrediet van vier dagen en een onafgeronde deal
OAD was een grote reisorganisatie met een seizoensgevoelige kasstroom. Sinds 2012 stond de bankrelatie onder bijzonder beheer, omdat OAD structureel haar financiële convenanten niet haalde. Rabobank stelde zekerheden en eiste een kapitaalversterking van €7,5 miljoen, maar ondanks herhaald uitstel wist OAD die eis niet te vervullen. Begin september 2013 zegde de bank de kredietovereenkomst op.
Enkele weken later leek er toch nog hoop. OAD bereikte een akkoord op hoofdlijnen over de verkoop van haar busbedrijf aan een groep Twentse investeerders. De deal moest uiterlijk 27 september worden gesloten. Rabobank stelde zich bereid op om die overname deels te financieren, maar stelde als harde voorwaarden dat vóór die datum duidelijkheid moest zijn over garanties van SGR, een regeling met TUI en het nakomen van andere voorwaarden.
Op 24 september bleek dat OAD meer tijd nodig had en vroeg zij om vier dagen uitstel en een extra krediet van €1,1 miljoen. Rabobank weigerde. Diezelfde dag besloot OAD faillissement aan te vragen.
Kernvraag: mocht Rabobank dit krediet weigeren, gelet op haar zorgplicht?
In cassatie draait het om de kernvraag of Rabobank met deze weigering haar bijzondere zorgplicht jegens OAD heeft geschonden. Moet een bank in zulke omstandigheden méér doen, puur omdat een faillissement dreigt?
De P-G stelt voorop dat Rabobank een contractuele én maatschappelijke zorgplicht had, maar dat die zorgplicht niet inhoudt dat een bank verplicht is om krediet te blijven verstrekken in een situatie waarin het risico te groot is of de continuïteit van de onderneming onzeker blijft.
Volgens de P-G had Rabobank gerechtvaardigde zorgen over het liquiditeitstekort van OAD, de positie van SGR en TUI, en de vraag of de deal met de investeerders überhaupt tijdig en onder de gestelde voorwaarden zou kunnen worden afgerond.
Belangrijkste juridische punten op een rij
Zorgplicht is geen resultaatsverplichting
De P-G bevestigt dat een bank zorgvuldig moet handelen, zeker richting een onderneming in zwaar weer. Maar: “De bank mag, binnen grenzen, zelf inschatten of zij haar risico aanvaardbaar acht. Rabobank had daarvoor goede gronden.”
De zorgplicht vereist dus geen verlenging van krediet als de financiële onderbouwing en voortekenen onvoldoende zekerheid geven.
Geen causaal verband tussen weigering en faillissement
De stelling dat de kredietweigering het faillissement heeft veroorzaakt, overtuigt niet. Volgens de P-G was het faillissement onafwendbaar door meerdere factoren:
een verslechterde liquiditeitsprognose van €3,9 miljoen tekort,
druk van TUI om zekerheden te stellen,
geen bevestiging van SGR over benodigde garanties,
en een deal met de investeerders die nog onzeker en onvolledig was.
“Ook bij vier dagen extra krediet was het faillissement niet voorkomen.”
Geen schending van redelijkheid en billijkheid
OAD stelde dat het onredelijk was om géén extra paar dagen te geven, zeker nu de bank al werkte aan de financiering van de verkoop. Maar ook dat betoog strandt:
“Rabobank had vanaf begin 2013 laten weten dat zij geen winterkrediet wilde verstrekken zonder kapitaalversterking. Daar mocht zij aan vasthouden.”
Procespunt: weigering van productie 59 terecht
OAD klaagde ook over het feit dat het hof een uitgebreide bijlage (productie 59) bij de memorie van grieven had geweigerd. Volgens de P-G mocht het hof dit stuk weigeren, omdat het geen objectieve productie was, maar een aanvullend betoog van 119 pagina’s – in strijd met de procesregels.
Het hof had bovendien een alternatieve, ingekorte tijdlijn (productie 78) wél toegelaten.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Deze zaak benadrukt dat een zorgplicht geen verplichting is tot ‘redding’ van een onderneming:
Banken mogen krediet beëindigen of weigeren te verruimen als hun inschatting van de risico’s zorgvuldig onderbouwd is.
Faillissementen ontstaan zelden door één enkele handeling; voor aansprakelijkheid moet het causaal verband stevig staan.
Procederen over faillissementsschade vereist een sterke onderbouwing én helder tijdig bewijs.
Conclusie: geen zorgplichtschending – Rabobank mocht krediet weigeren
De conclusie van de P-G is duidelijk: het hof heeft juridisch correct geoordeeld. Rabobank handelde binnen de grenzen van haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De schade was niet uitsluitend gevolg van haar weigering en productie 59 mocht terecht buiten beschouwing blijven. Het cassatieberoep wordt dan ook ongegrond geacht.
Twijfel je of jouw bank terecht krediet heeft geweigerd, of wil je weten of jouw dossier wel zorgvuldig is behandeld? Laat je adviseren door experts in financieel recht. Wij beoordelen jouw financieringsgeschiedenis en correspondentie met de bank — en geven eerlijk juridisch inzicht in je kansen op schadevergoeding of herziening. Neem vandaag nog contact met ons op.