Hier stond een consument centraal die beschuldigd werd van verzekeringsfraude na het indienen van een stormschadeclaim. De verzekeraar stelde dat de schade gedeeltelijk al bestond voor de storm en de consument dit opzettelijk had verzwegen. De commissie oordeelde over de fraude, de externe en interne registratie van persoonsgegevens, en de gevolgen daarvan.
Feiten
De consument diende een claim in bij de verzekeraar voor stormschade aan boeidelen van zijn woning. Bij onderzoek stelde een schade-expert vast dat een deel van de schade al aanwezig was vóór de storm. Foto’s van eerdere data toonden duidelijke schade die zichtbaar was vanaf de achtertuin. De consument verklaarde de schade niet eerder te hebben opgemerkt, maar deze verklaring werd als ongeloofwaardig beoordeeld, mede omdat de achtertuin wel werd gebruikt, zoals bleek uit foto’s met een tent en tuinmeubelen. De verzekeraar beschuldigde de consument van het opzettelijk indienen van een onjuiste claim en registreerde diens persoonsgegevens in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor een periode van vijf jaar. Daarnaast meldde de verzekeraar de zaak bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (CBV) en beëindigde de verzekeringsovereenkomst.
Het geschil
De consument klaagde over de beschuldiging van fraude en de gevolgen daarvan. Hij betwistte de registratie in het Incidentenregister en EVR, de melding bij het CBV, de beëindiging van de verzekering, en de onderzoekskosten die door de verzekeraar werden verhaald. Daarnaast eiste hij vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. De consument gaf aan dat de schade door de storm was veroorzaakt en hij niet bewust oude schade had geclaimd. Hij voerde aan dat de registratie in de externe registers disproportioneel was en hem onredelijk beperkte in het afsluiten van nieuwe verzekeringen.
Beoordeling
De commissie oordeelde dat de verzekeraar voldoende bewijs had geleverd dat de consument bewust oude schade had geclaimd. Hiermee was sprake van verzekeringsfraude. De registratie van de persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR werd als gerechtvaardigd beschouwd, maar de commissie vond een registratieduur van vijf jaar disproportioneel. Gezien de specifieke omstandigheden, waaronder het intrekken van de claim en de spijtbetuiging van de consument, werd de registratieduur teruggebracht tot drie jaar. De melding bij het CBV werd rechtmatig bevonden en hoefde niet te worden ingetrokken. De interne registratie door de verzekeraar voor acht jaar werd eveneens als proportioneel beoordeeld, gezien de beperkte impact ervan. De beëindiging van de verzekering door de verzekeraar werd als rechtmatig beschouwd, evenals het verhalen van de onderzoekskosten op de consument.
Financieel recht advocaten
Begeeft u zich in een situatie als deze of een andere situatie waarbij uw verzekeraar u beschuldigt van frauderen? Neem dan contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant