Rechtbank Midden-Nederland: Rechtmatige EVR- en IVR-registratie na kredietfraudezaak
Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een belangrijke uitspraak gedaan in een zaak waarbij een persoon en diens onderneming werden geregistreerd in het Intern Verwijzingsregister (IVR) en Extern Verwijzingsregister (EVR) van Rabobank en kredietverstrekker FREO. De eiser stelde dat hij ten onrechte werd beschuldigd van het indienen van gemanipuleerde stukken bij kredietaanvragen en dat de registraties een onrechtmatige daad vormden. De rechtbank oordeelde echter dat de registratie terecht en proportioneel was.
Deze uitspraak bevestigt de strenge eisen die worden gesteld aan kredietfraude en de gevolgen die dit kan hebben voor betrokkenen. In deze blog bespreken we de kern van de zaak, de argumenten van beide partijen en de belangrijkste juridische overwegingen van de rechtbank.
Achtergrond van de zaak
De eiser, had via FREO (onderdeel van Rabobank) meerdere persoonlijke leningen afgesloten. In 2015 diende hij een nieuwe kredietaanvraag in bij FREO. FREO ontdekte echter onregelmatigheden in de door eiser ingediende documenten en startte een intern onderzoek. De belangrijkste punten in deze zaak waren:
1. FREO ontdekte dat loonstroken en bankafschriften in de aanvraag waren gemanipuleerd.
2. Op basis hiervan werd de lening geweigerd en de bestaande lening direct opgeëist.
3. De kredietverstrekker registreerde eiser in het IVR en EVR en meldde de opzegging bij Bureau Kredietregistratie (BKR).
4. Eiser betwistte dat hij de vervalste documenten had ingediend en stelde dat FREO deze zelf had gemanipuleerd.
De rechtbank moest beoordelen of FREO terecht is overgegaan tot registratie in het EVR en IVR en of de belangen van eiser zwaarder wogen dan die van de bank.
Standpunten van partijen
Standpunt van eiser: Onterechte beschuldiging en oneerlijke registratie
Eiser voerde aan dat hij geen gemanipuleerde documenten had ingediend en dat de stukken die FREO aan de rechtbank had overlegd, vervalst waren door FREO zelf. Volgens eiser heeft de bank dit gedaan om hem zwart te maken en een rechtvaardiging te creëren voor de beëindiging van zijn krediet. Daarnaast betoogde eiser dat:
De opzegging van de lening en de registratie bij BKR buitenproportioneel was.
De registratie in het IVR en EVR niet gerechtvaardigd was, omdat hij nooit met opzet had gefraudeerd.
De procedure van FREO niet voldeed aan de zorgplicht en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn kant van het verhaal.
De schade die hij door de registraties heeft geleden, aanzienlijk was, waaronder problemen bij het verkrijgen van een baan en zakelijke financiering.
Standpunt van FREO en Rabobank: Frauduleuze handelingen rechtvaardigen maatregelen
FREO en Rabobank stelden zich op het standpunt dat eiser opzettelijk valse documenten had ingediend bij zijn kredietaanvragen. De bank baseerde dit onder meer op:
De vergelijking tussen de ingediende documenten en de daadwerkelijke loonstroken en bankafschriften, waaruit bleek dat bedragen en werkgeversinformatie waren aangepast.
Een telefonische bekentenis van eiser, waarin hij zou hebben toegegeven dat hij documenten had aangepast om de kredietaanvraag te vergemakkelijken.
E-mails van eiser, waarin hij excuses aanbood en aangaf dat hij fout zat.
De conclusie van hun fraudeafdeling, die oordeelde dat er voldoende bewijs was voor fraude.
FREO stelde dat de maatregelen proportioneel waren, omdat kredietfraude een ernstige bedreiging vormt voor de financiële sector. Daarom werden de volgende acties ondernomen:
De lening werd met onmiddellijke ingang opgezegd.
De opzegging werd geregistreerd bij BKR, waardoor eiser lastiger kredieten kon afsluiten.
Eiser werd opgenomen in het Intern en Extern Verwijzingsregister om andere financiële instellingen te waarschuwen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de registraties van FREO en Rabobank rechtmatig waren. Daarbij werd vastgesteld dat de door eiser ingediende documenten, waaronder loonstroken en bankafschriften, aantoonbaar waren gemanipuleerd. Er waren duidelijke afwijkingen in bedragen, werkgeversinformatie en betalingsdata, terwijl de loonadministratie en bankafschriften niet overeenkwamen met de daadwerkelijke betalingen. Bovendien had eiser eerder erkend dat hij bepaalde documenten had aangepast.
De rechtbank achtte de fraude voldoende bewezen en benadrukte dat een strafrechtelijke veroordeling niet noodzakelijk is voor opname in het Externe Verwijzingsregister (EVR). Op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI) is registratie toegestaan wanneer er voldoende aanwijzingen zijn voor opzettelijke misleiding. FREO had overtuigend bewijs geleverd dat eiser zich aan fraude had schuldig gemaakt, terwijl eiser er niet in slaagde om zijn tegenargumenten afdoende te onderbouwen. Het betoog dat FREO zelf de documenten had gemanipuleerd werd verworpen, omdat eiser deze stelling pas laat in de procedure naar voren bracht en deze tegenstrijdig was met zijn eerdere verklaringen.
Daarnaast beoordeelde de rechtbank de proportionaliteit van de registratie en kwam tot de conclusie dat deze gerechtvaardigd was. Fraude met financiële documenten vormt een ernstige inbreuk op het vertrouwen in het financiële systeem, en een EVR-registratie is noodzakelijk om andere banken te waarschuwen voor het risico op herhaling. De rechtbank onderstreepte dat eiser zelf de schade aan zijn reputatie had veroorzaakt door fraude te plegen.
Hoewel eiser aanvoerde dat de registratie hem de toegang tot financiële producten ontzegde en hem aanzienlijke zakelijke schade berokkende, achtte de rechtbank de belangen van FREO en Rabobank bij handhaving van de registratie zwaarder dan het belang van eiser bij verwijdering ervan. Bovendien ondermijnde eiser zijn eigen geloofwaardigheid verder door tijdens de rechtszaak gemanipuleerde e-mails in te dienen. Omdat hij volledig in het ongelijk werd gesteld, werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van FREO en Rabobank, die werden begroot op €1.793,-.
Strikte handhaving van EVR- en IVR-registraties bij kredietfraude
Deze uitspraak onderstreept dat banken en kredietverstrekkers strikte maatregelen mogen nemen tegen kredietfraude. De kernpunten van deze zaak zijn:
Een EVR– of IVR-registratie mag alleen worden opgelegd als er voldoende bewijs is voor fraude.
Eén incident van fraude kan voldoende zijn voor opname in het verwijzingsregister.
Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist voor een EVR-registratie.
De belangen van de financiële sector kunnen zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de geregistreerde.
Dit vonnis bevestigt dat financiële instellingen strikt mogen optreden tegen fraude en misbruik, zolang zij zorgvuldig onderzoek doen en een belangenafweging maken.
Heeft u vragen over EVR- en IVR-registraties? Neem dan contact op met een gespecialiseerde advocaat om uw rechten te laten beoordelen.