Uitspraak: Bankrelatie adviseur coffeeshops beëindigd

De vordering voor het voortzetten van de bankrelatie van adviseur coffeeshops wordt afgewezen. De adviseur zou zeer hoge managementadvies vergoedingen ontvangen zonder hiervoor een duidelijke tegenprestatie te leveren. Ook zouden grote contante stortingen zijn geplaatst met hoge biljetten.

Contante opnames

Adviseur exploiteerde vanaf eind 1984 als eenmanszaak een coffeeshop en bankiert sinds 1996 bij ING. In 2003 heeft adviseur de vennootschappen [eiseres] , [naam bv 1] en [naam bv 2] opgericht. Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel zijn de activiteiten van [eiseres] ‘Financiële holdings, Houdster- en financieringsmaatschappij’.

In de periode van 1 tot en met 29 augustus 2011 heeft adviseur in totaal een bedrag van € 749.998,- aan contanten opgenomen van de rekening van [eiseres]. ING heeft hierover vragen gesteld aan [eiseres]. [eiseres] stelt vast dit gedaan te hebben uit angst voor de verloop van de krediet- en bankencrisis. Het geld zou geen specifieke bestemming hebben en weer terug gestort worden na de onzekere periode.

De ING heeft meerdere malen vragen gesteld en om stukken verzocht die de contante opnames zouden kunnen verantwoorden. [eiseres] blijft bij haar eerder gemaakte argument.

In een managementadvies overeenkomst, gedateerd 9 januari 2015, zijn [eiseres] en [naam bv 3] overeengekomen dat [eiseres] managementadviseur van [naam bv 3] is, tegen een vergoeding (fee) van € 11.000,- per maand. In deze overeenkomst is vermeld dat de taken van [eiseres] primair zijn; “advisering en ondersteuning op het gebied van de inkoop bij de ondernemingen’’.

Onduidelijkheid

In de periode van 4 tot en met 18 december 2019 heeft adviseur coffeeshop in totaal een bedrag van € 398.500,- in biljetten van € 500,- gestort op de rekening van [eiseres]. ING heeft hierover [eiseres] om nadere informatie verzocht met betrekking tot haar bedrijfsactiviteiten, de herkomst van de gestorte bedragen en de vraag welke tegenprestatie ten grondslag ligt aan de transacties met [naam bv 3]. ING voert aan dat onvoldoende (met schriftelijk bewijs) reageren op de informatieverzoeken kan leiden tot een heroverweging van de bankrelatie.

Op 4 februari 2020 heeft [eiseres] gereageerd op het verzoek van ING en meegedeeld dat de in 2019 gestorte gelden deel uitmaken van de in augustus 2011 opgenomen bedragen, die zijn bewaard en steeds zijn opgenomen in de jaarrekeningen en aangiftes vennootschapsbelasting. De opnames waren volgens [eiseres] nodig in verband met een te verrichten dividenduitkering en het voldoen van de belasting daarover, die niet cash kan worden betaald.

Beëindiging relatie

Bij brief van 8 januari 2021 heeft ING aan [eiseres] meegedeeld te hebben besloten om de bankrelatie met haar te beëindigen. Als reden heeft ING vermeld dat zij het volgens de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) vereiste klantenonderzoek onvoldoende kan uitvoeren, omdat [eiseres] de vragen van ING, met name naar de achtergrond van de hoge managementvergoedingen en de contante stortingen van grote bedragen in hoge biljetten, die als risicofactoren worden aangemerkt, te summier heeft beantwoord. Ook staat in deze brief dat ING het zeer onwaarschijnlijk en niet voldoende onderbouwd acht dat [eiseres] de in augustus 2011 opgenomen gelden sindsdien bewaard heeft.

ING stelt dat management fees in dergelijke hoogte in combinatie met onduidelijke tegenprestatie en hoge contante stortingen, gronden zijn die de kans op witwassen vergroten. Ook bestaat bij contante stortingen in hoge biljetten en in grote hoeveelheden een groot risico op vermenging van legale en illegale (contante) geldstromen. ING heeft in het kader van het door haar uit te voeren cliëntenonderzoek de verplichting en dus ook een gerechtvaardigd belang om sluitend inzicht te krijgen in de vermogenspositie en het verloop van de geldstromen.

ING wil en kan daarom geen risico nemen om betrokken te raken bij witwassen. Het uitblijven van inzicht op dit vlak, maakt dat ING haar cliëntenonderzoek op dit onderdeel niet voldoende kan invullen. Dit alles maakt dat naar het oordeel van ING sprake is van een onacceptabel risico en resulteert in het beëindigen van de bancaire relatie.

Vorderingen

[eiseres] vordert, primair ING te veroordelen de bankrelatie met [eiseres] ongewijzigd voort te zetten en subsidiair ING te gebieden om uiterlijk voor 8 oktober 2021 een (nieuwe) bankrelatie met [eiseres] aan te gaan onder dezelfde voorwaarden als de huidige bankrelatie met [eiseres].

Tevens vordert [eiseres] ING te verbieden om [eiseres] in haar IVR te vermelden op basis van de feiten van de onderhavige procedure en te gebieden voor zover die meldingen al zijn gedaan, deze binnen twee werkdagen na het in deze te wijzen vonnis ongedaan te maken;

ING te verbieden om de bankrelatie met [eiseres] in de toekomst op te zeggen op grond van hetgeen feitelijk ten grondslag ligt aan deze procedure, waaronder maar niet uitsluitend de hoogte van de management fee van [eiseres] en de gedane stortingen in het verleden;

Tot slot ING te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 21.197,10 aan schadevergoeding (gemaakte kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

Redelijkheid en billijkheid

[eiseres] stelt dat het beschikken over een zakelijke bankrekening van noodzakelijk belang is. Opzegging daarvan is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, met name omdat zij bij geen enkele andere bank terecht kan. [eiseres] stelt dat ING handelt in strijd met haar zorgplicht door op te zeggen en geen alternatief te bieden (bijvoorbeeld een rekening zonder verpakt afstorten), vooral tegen de achtergrond van de langjarige relatie tussen partijen, waarin nooit sprake is geweest van problemen of concrete aanwijzingen voor witwaspraktijken of dergelijke.

ING heeft steeds dezelfde vragen aan [eiseres] gesteld en [eiseres] heeft telkens antwoord gegeven en alle gevraagde informatie opgestuurd. Voor de opzegging bestaat dan ook geen enkele grond. De hoge vergoedingen die [eiseres] ontvangt zijn geheel gerechtvaardigd, omdat [naam 1] een grote specialistische kennis van zaken heeft, met name waar het de inkoop en bevoorrading van coffeeshops betreft.

Beoordeling

Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt.

Banken hebben op grond van de Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme) een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien.

Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de klant betrokken is bij criminele activiteiten. Daarbij geldt dat de banken geen formele opsporingsbevoegdheden hebben en voor het cliëntenonderzoek afhankelijk zijn van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt.

Hoge vergoeding

Vast staat dat adviseur in de afgelopen vier jaar een bedrag van in totaal ongeveer € 5.000.000,- heeft ontvangen van [naam bv 3] . Adviseur heeft daarvoor geen toereikende verklaring gegeven. Naar aanleiding van de door ING gestelde vragen heeft zij de managementadvies overeenkomst toegezonden, waarin een fee van € 11.000,- per maand is overeengekomen. De daadwerkelijk betaalde bedragen zijn vele malen hoger.

De vergoedingen zijn buitensporig hoog, terwijl de omschrijving van de daadwerkelijk verrichte activiteiten blijven hangen in algemeenheden en verder niet met enig document zijn onderbouwd. [eiseres] heeft volgens ING onvoldoende openheid van zaken gegeven over eerder genoemde kwesties.

Beslissing

Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering ING te verbieden [eiseres] op te nemen in haar registers, aangezien daarvoor [eiseres] onvoldoende heeft toegelicht op welke grond een dergelijk verbod gerechtvaardigd zou zijn. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

Klik hier voor de gehele uitspraak.

Financieel Recht Advocaten

Wilt u advies over of begeleiding bij conflicten over de zorgplicht van banken of de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Lenie Spoor

Wij staan voor u klaar

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op

Wij helpen u graag

  • Tegen financiële dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant