In een recente uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat Rabobank de bankrelatie met vennootschap X ten onrechte heeft beëindigd. Rabobank stelde vragen aan X over de herkomst van contante betalingen en verhoogde witwasrisico’s, maar was niet tevreden met de antwoorden. Hierdoor ontstond een geschil tussen beide partijen. De rechtbank oordeelde dat Rabobank haar cliëntenonderzoek had kunnen voltooien en dat er geen objectieve grond was om de bankrelatie te beëindigen. X heeft daarom met succes geëist dat de bankrelatie wordt hersteld.
Achtergrond
X is een onderneming die airco’s en bijbehorende accessoires en onderdelen verhandelt. Ze accepteert contante betalingen en stort het geld bij Rabobank. Rabobank merkte op dat X vaak contant geld ontvangt, wat volgens hen een verhoogd witwasrisico met zich meebrengt. Rabobank adviseerde X om geen biljetten van €200 en €500 meer te accepteren. X bevestigde dit en gaf aan dat ze deze coupures niet meer accepteerden.
Rabobank vroeg vervolgens X om specifieke afstortingen van contant geld nader te onderbouwen en om inzicht te geven in de herkomst van de biljetten van €200 en €500. X gaf een toelichting en voegde een kasboek toe waarin niet werd bijgehouden welke coupures werden ontvangen. Ondanks de verstrekte informatie was Rabobank niet tevreden en ontstond er een geschil tussen beide partijen.
Vernietiging van de Algemene Bankvoorwaarden
X en haar bestuurders vorderden primair vernietiging van bepaalde artikelen in de Algemene Bankvoorwaarden, omdat deze volgens hen onredelijk bezwarend waren. Ze voerden aan dat Rabobank hen op onaanvaardbare wijze belemmerde in hun burgerlijke rechten en vrijheden en hen een onbeperkte informatieplicht opleggen. De rechtbank oordeelde echter dat de genoemde artikelen niet onredelijk bezwarend waren en dat Rabobank een vergaande zorgplicht had die mede invulling gaf aan het beroep op de betreffende artikelen. Daarnaast waren de verplichtingen voldoende duidelijk geformuleerd, zodat X en haar bestuurders wisten wat er van hen werd verwacht.
Herstel en continuering bankrelatie
De rechtbank oordeelde dat Rabobank niet heeft kunnen aantonen dat zij op grond van artikel 5 lid 3 Wwft verplicht was om de bankrelatie te beëindigen. X had duidelijk gemaakt dat zij geen coupures van €200 en €500 meer accepteerden en had voldoende informatie verstrekt over de bedrijfsvoering, de contante betalingen en de gestegen omzet. De rechtbank stelde vast dat er geen enkele aanleiding was om te vermoeden dat X of haar bestuurders betrokken waren bij witwassen of bewust meewerkten aan witwaspraktijken.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat X voldoende had meegewerkt aan de vragen van Rabobank en dat Rabobank niet mocht verwachten dat X contante betalingen zou vermijden of alleen zou accepteren van bekende klanten. Het is niet de verantwoordelijkheid van X om een uitgebreid cliëntenonderzoek uit te voeren of de herkomst van gelden van haar klanten te onderzoeken. De rechtbank benadrukte dat het hebben van een bankrekening essentieel is om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer en een bedrijf te kunnen exploiteren.
Op basis van deze overwegingen concludeerde de rechtbank dat Rabobank geen objectieve grond had om de bankrelatie te beëindigen. De opzegging was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarom beval de rechtbank Rabobank om de bankrelatie met X te herstellen.
Verbod om nieuwe informatie te vragen en bankrelatie opnieuw te beëindigen
X en haar bestuurders hadden ook gevorderd dat Rabobank werd verboden om nieuwe informatie op te vragen en de bankrelatie opnieuw te beëindigen, tenzij er nieuwe feiten zouden opduiken die een dergelijke beëindiging rechtvaardigen. De rechtbank begreep dat X en haar bestuurders niet opnieuw geconfronteerd willen worden met een informatieverzoek. De rechtbank oordeelde dat Rabobank een gerechtvaardigd belang heeft bij het uitvoeren van een cliëntenonderzoek en dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat Rabobank in strijd zou handelen met het vonnis.
De rechtbank wees de gevorderde verboden af omdat ze te ruim geformuleerd waren en omdat Rabobank naar verwachting zorgvuldig zou handelen in het verdere verloop van de bankrelatie.
Beslissing
De rechtbank oordeelde dat Rabobank de bankrelatie met vennootschap X onterecht had beëindigd en beval Rabobank om de bankrelatie te herstellen. De beëindiging was niet gerechtvaardigd omdat Rabobank haar cliëntenonderzoek had kunnen afronden en er geen objectieve grond was om te vermoeden dat X of haar bestuurders betrokken waren bij witwassen. X had voldoende informatie verstrekt en meegewerkt aan de vragen van Rabobank.
Hoewel de rechtbank begrip had voor X en haar bestuurders die niet opnieuw met informatieverzoeken geconfronteerd willen worden, wees de rechtbank de gevorderde verboden af. Rabobank had een gerechtvaardigd belang bij het uitvoeren van een cliëntenonderzoek, maar werd geacht zorgvuldig te handelen in het verdere verloop van de bankrelatie.
De uitspraak van de rechtbank Gelderland benadrukt het belang van een zorgvuldig en objectief cliëntenonderzoek door banken, met name in het kader van de preventie van witwassen. Banken hebben de verplichting om de herkomst van gelden en mogelijke witwasrisico’s te onderzoeken. Echter, dit betekent niet dat banken op eigen initiatief en zonder objectieve grond bankrelaties kunnen beëindigen.
Financieel Recht Advocaten
Wij van Financieel Recht Advocaten hebben veel ervaring met het procederen tegen financiële instellingen als het gaat om het Wwft onderzoek. Heeft u vragen met betrekking tot verplichtingen van de Wwft, het cliëntenonderzoek (KYC onderzoek), Customer Due Dilligence (CDD) of de registratie van uw persoonsgegevens in interne of externe verwijzingsregisters (EVR/IVR). Neem dan vrijblijvend contact op met een van onze advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen financiële dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant